De politieverordening van 1896 was er heel duidelijk over: een van de dingen die niet mochten tijdens zon- en feestdagen en de kermis was het ‘hardloopen’ te beoefenen. Een verbod op hardlopen? Daar kun je je in Tilburg Ten Miles-stad natuurlijk helemaal niks bij voorstellen. Er wordt hier zoveel gerend en gedaan dat je de auto en de fiets bij wijze van spreken thuis kunt laten.
Het ‘hardloopen’ waarvan sprake was in artikel 19 van de politieverordening was een traditie, een van de vele gebruiken in deze eens traditie-rijke stad – waar vrijwel niets van over is gebleven. Een unieke uitzondering is het Driekoningenzingen en de gemoderniseerde vorm daarvan, de Tilburgse Sterrentocht.
Het in de politieverordening bedoelde ‘hardloopen’ was echt iets bijzonders. De beoefenaar doste zich op een zo maf mogelijke manier uit. Hij droeg belletjes aan de enkels en de polsen. De clou was dat hij voortdurend hardliep, ook als ‘ie met jou een praatje maakte, ergens stond te wachten of meereed op een boerenkar – altijd in een draf. En wat de ‘hardlooper’ ook altijd deed was zijn hand ophouden. Deze traditie was een vorm van bedelen en was daarom verboden. Vanwege het uitzonderlijke karakter komen we er nog wel eens een keer op terug.
Jan de Kater
Een van de mensen van wie bekend is dat hij deze traditie beoefende was Jan Kortenraij, bijgenaamd Jan de Kater. Zijn bijnaam ontleende hij aan de naam van zijn moeder, Antoinette Katers. Een kater figureert in deze Prent van 17 februari 1984. ‘Vrèmde kaoter’ slaat op de mogelijkheid van een buitenechtelijk kind – waar dus volgens het commentaar beslist geen sprake van is. Deze typisch volkse uitdrukking zullen ze in Helmond ook wel hebben gekend, Helmond dat bekend stond als de stad van de ‘Kattenmeppers’.
Maar verder helemaal niks te na gesproken over deze oost-Brabantse stad die wat mentaliteit van de inwoners betreft sterk lijkt op Tilburg – Helmond is net zo’n rauwe stad, waarbij we ‘rauw’ zien als een groot compliment. Jan Kortenraij, alias Jan de Kater, werd in 1869 in Helmond geboren. In 1914 vestigde hij zich in Tilburg, waar hij in 1936 overleed. Jan past helemaal in het serietje in deze Prentenrubriek in Stadsnieuws over Tilburgers die op een niet alledaagse manier de kost verdienden. Buitenbeentjes met zoveel eigenwaarde en innerlijke kracht dat ze zelf het brood op de plank bij elkaar scharrelden.
Straatmuzikant
Jan de Kater leeft vooral voort als straatmuzikant. Er bestaan veel foto’s van deze kleurrijke man met zijn schipperspet en zijn sikske. Kenmerkend was dat hij de trekzak bespeelde – en heel verdienstelijk – terwijl hij zijn pet in de mond hield. Daar gooide je dan een cent of wat in. Dit werd (wordt) overigens ‘mansen’ genoemd. Tegenwoordig draait er nog wel eens een orgeltje in de Heuvelstraat. Het centenbakje dat je wordt voorgehouden, dat is mansen in de praktijk. Ons advies: stop er zeker een muntstuk in want zo houd je een traditie mee in stand.
In een eerdere aflevering kwam de grote tentoonstelling ter gelegenheid van 100 jaar stadsrechten ter sprake. Jan Viool scoorde daar eeuwigdurend (bij wijze van spreken natuurlijk) drinken van prins Hendrik. Jan de Kater fleurde de internationale tentoonstelling op die in 1934 ter gelegenheid van 125 jaar stad werd gehouden. Andere kenmerkende activiteiten waren die van scharensliep (hij monteerde een slijpsteen op een fiets) en het inzamelen van todden. Dat laatste deed hij door bij basisscholen te gaan staan. Kinderen kregen een hebbedingetje (een prentje bijvoorbeeld) als ze van hun ouders wat gebruikte kleding meekregen. Deze methode was zeer gebruikelijk.
Frans
En dan sprak Jan ook nog een flink mondje Frans omdat hij een tijdlang in Wallonië (‘de Walen’, zoals dat toen werd gezegd) had gewoond. Kwam dat goed uit in Tilburg, waar een flink deel van de oorspronkelijke dialectwoorden van Franse origine zijn.