Ach, wat lekker, in de snoepkramen bij de Hasseltse kapel was afgelopen meimaand weer jodenvet te koop. Heerlijk, alleen al vanwege de nostalgie. Die zoete herinnering aan vroeger kwam niet alleen doordat jodenvet een betaalbare traktatie was, maar ook hoe je er in Tilburg aan kon komen zonder er voor te betalen in een snoepwinkeltje of in een snoepkraam bij de Hasseltse kapel.

Aan de Van Bylandtstraat had je de leerlooierij van Pessers. Het fabrieksgebouw werd in 1977 gesloopt waarna een archeologisch onderzoek naar het kasteel van Tilburg kon beginnen. In leerlooierijen werd bij het productieproces jodenvet gebruikt. Met een beetje geluk kon je bij Pessers een brok scoren, zo groot dat je het gevoel had een goudklomp te hebben gevonden. Die brokken waren smerig aan de buitenkant, maar daar had je dan weer een zakmes voor om er dat af te krabben.

Jodenvet was zo goedkoop omdat het een restproduct was van de aardappelmeelindustrie. Het intens zoete spul dat tegenwoordig jodenvet heet, is gemaakt van maïszetmeel. Gelukkig wordt het nog steeds verkocht als brokken die net groot genoeg zijn om in stukjes te breken, dit ten bate van dat nostalgische gevoel. Het oorspronkelijke jodenvet werd in hele grote brokken geleverd. De snoepverkoper in de veelal kleine winkeltjes waarin door moeder de vrouw wat geld voor het gezin werd bijverdiend, sloeg ze ter plekke met een hamer in stukken.

Achterom

Dit verschijnsel van kleine bijverdien-snoepwinkels is in Tilburg overigens nog lang blijven bestaan. Dit type winkeltje waarbij je bijvoorbeeld achterom ging, werd nog geëxploiteerd in de nieuwe wijk Het Zand, aangelegd vanaf 1957. Naarmate de tijd vorderde en er meer geld kwam onder de mensen, werden de snoep luxer, tot en met de eerste zakje chips met een zakje zout in de verpakking en roomijs, bijvoorbeeld Okay-ijs uit Gilze.

Een winkeltje waar de grote jodenvetbrokken nog met een hamer in stukken werden gebroken was dat van Marie van Eyk op ’t Ven, zoals Cees Robben dat schrijft bovenaan deze Prent van 28 juli 1956. Je leest, je voelt en je ziet dat Cees Robben bij dit winkeltje de nodige nostalgie ervoer. ’t Ven, dat was de oorspronkelijke naam van het Piusplein. Tot een jaar of twintig geleden werd ’t Ven nog wel door oudere Tilburgers gebruikt, maar dat hoor je eigenlijk nooit meer. De Ven-zeggers zijn uitgestorven. Volgens het boek ’De straten van Tilburg’ van Ronald Peeters werd de straatnaam Piusplein in 1881 officieel ingevoerd.

Gezabberd

In de Prent wordt niet beschreven (regel 8) op wat voor snoep er gezabberd werd. Dat kan jodenvet zijn geweest, of stroopsoldaatjes of kattenspouw. Die laatste lekkernij was te koop, maar werd bij voorkeur door moeder zelf gemaakt. Dat was goedkoper en ze had er een mooi tijdverdrijf mee met de kinderen. Ze smolt jodenvet en mengde er pinda’s doorheen. Het prakje werd op de granieten keukenplaat gestort en na enige afkoelen was de kattenspouw etensgereed. Een nòg goedkopere versie was suiker smelten en met gesmolten boter vermengen.

Longodrop

Een snoepsoort die zeker ook bij Marie van Eyk te koop was, was ‘longodrop’, een harde dropsoort waarmee sjèpwaoter werd gemaakt. Deze laurierdrop ging in een flesje (rutselflèske) met water. Flink schudden (rutselen), een tijdlang op een donkere plek zetten en genieten. Het lekkerst was het schuim dat in de hals van het flesje door het rutselen ontstond. Dat werd opgezogen, het zogeheten ‘schömketrèkke’.