Je hebt van die dagen. Laatst had ik er weer een. Ik besloot te gaan hardlopen. Ik begon mijn rondje optimistisch en voelde dat de benen goed waren, maar bij de eerste de beste oversteek die ik moest maken, liep de dag in de soep.

Op de weg lag een zwarte vogel te spartelen. Er waren eerder wat auto’s voorbij gekomen, maar het was mij ontgaan of deze het diertje hadden aangereden. Hoe dan ook, het beestje klapperde wild met zijn vleugels, maar vloog niet weg. In een fractie van een seconde besloot ik hem op te rapen. Het was een kauwtje. Een jong. Met zijn felblauwe ogen keek hij me weerloos aan. Daar stond ik dan, in mijn hardloop-outfit, met een diffuse vogel. Thuis deed ik de kauw in een doos. Hij viel meteen in slaap. Het leek me het beste om te wachten tot hij uitgerust was en dan te kijken of-ie sterk genoeg was om weer weg te vliegen.

’s Middags haalde ik de kinderen van school en samen keken we hoe de kauw eraan toe was. Plootje - zo had mijn dochter hem inmiddels genoemd - was bij kennis, maar kon niet op zijn pootjes staan. ‘Ik denk dat hij iets heeft gebroken,’ zei ik en belde Dierenambulance Hart van Brabant. ‘Sorry meneer, we hebben het erg druk buiten Tilburg. Kunt u de vogel misschien zelf naar het vogelasiel brengen?’ Natuurlijk. Dus, dochter met vogel op schoot in de auto, maar op zo’n moment start je wagen natuurlijk niet. ANWB gebeld en die stonden zowaar binnen tien minuten voor de deur. ‘Wat tankt u, meneer? 95? Dat is troep. Gooi er volgende keer maar eens 98 in, dan moet jij eens opletten.’

Oké, straks dus 98 tanken, maar eerst naar Vogelasiel Tilburg in de Reeshof. Daar werden we hartelijk ontvangen. Een aardige mevrouw onderzocht Plootje en constateerde een pootbreuk. ‘Dat komt wel goed.’ Plootje werd bij vijftien vriendjes in een kooi gezet, we zwaaiden, en dat was dat. Uiteindelijk was het dus typisch zo’n dag dat alles misgaat, maar ook alles weer goedkomt.