Op sommige plaatsen in Tilburg komen nog oorspronkelijke waterputten voor. Het zijn hoogst zeldzame getuigen van de tijd waarin de Tilburgers ook wat drinkwater betreft zelfvoorzienend waren. In 1895 werd de N.V. Tilburgse Waterleidingmaatschappij opgericht. Drie jaar later stroomde voor de eerste keer leidingwater, gewonnen aan de Gilzerbaan, uit een fontein voor het oude stadhuis (in 1971 gesloopt ofschoon het een rijksmonument was) en op de Oude Markt.

Pas daarna konden particulieren en bedrijven worden aangesloten. Het laat zich raden dat het nog een hele tijd duurde alvorens iedereen stromend water had, ook wel ‘gemintepils’ genoemd. Vrije vertaling van ‘gemintepils’: als de gemeente gratis bier schenkt, dan kan dat niet veel in zijn eigen zijn…

Met de komst van leidingwater (dat van de Gilzerbaan heet het lekkerste van Brabant te zijn; je kunt dus echt spreken van een kostbaar goed) konden de waterputten worden gedempt. Dat gebeurde massaal. Bij gevolg er nu nog maar een paar over zijn. Schrijver dezes weet van het bestaan aan het Hasseltplein en de Hasseltstraat.

Oproep

We doen een oproep: nu het begint te zomeren en het erg droog is, is het aardig en interessant om van deze putten in kaart te brengen en er in Stadsnieuws over te schrijven in welke staat ze zijn, hoe en waarvoor ze worden gebruikt. Laat het ons asjeblieft weten door een mail te sturen naar stadsnieuws-tilburg@emdejong.nl. We komen dan langs om een foto te maken en het verhaal op te schrijven.

Die waterputten waren enorm gevaarlijk voor spelende kinderen. Die zijn nieuwsgierig, kijken over de rand, met het gevaar dat ze er in vallen. Zelfs honderd waarschuwingen werden in de wind geslagen. Daarom werd zwaarder geschut van stal gehaald: ’t Putmènneke. Tilburgse kinderen kregen op het hart gedrukt: kijk uit, kijk uit. Onder in een put huist ’t Putmènneke. Dat zag er niet uit. We geven een paar authentieke beschrijvingen van deze baarlijke duivel: Puisten op zijn harige snotneus. Verwilderde haren. Puntige oren. Brede mond met heel veel tanden. En, helemaal erg, lange, ongeknipte nagels waar kilo’s vuil onder zaten. Lange, magere grijphanden met knokige vingers.

Onderwaterhol

Als je over de putrand keek, dan kon je ‘t Putmènneke enkele meters diep zien. Maar, dan was het wel te laat. Op het moment dat je keek, trok ’t Putmènneke je aan de oren en sleurde je mee naar zijn onderwaterhol zodat je in het zwarte putwater verdronk. Een soortgelijk figuur sloop rond om spelende kinderen uit de graanakkers van de boeren te houden. Al spelend vertrapten de kinderen het graan. Maar, kijk uit wat je doet, daar komt ’t Rogmènneke, nóg akeliger dan ‘t Putmènneke.

Je kunt je voorstellen dat het jongetje op deze Prent van 24 april 1982 voor d’n duvel niet bang was. Hij werd niet voor niets een ‘Strontjong’ genoemd, een benaming uit de tijd dat ouders ook wel verzuchtten dat ze ‘vèèrekes van jong’ hadden. Er was een tijd dat een Tilburgs kind met gemak een strontjong kon worden, het hoefde alleen maar putwater te drinken. Met de waterkwaliteit was het vaak bar slecht gesteld, onder meer omdat de beerput en de waterput vlak naast elkaar lagen.

Wilde varkens

De Tilburgsche Courant van 12 november 1905 bevatte een huiveringwekkend artikel over deze veel voorkomende situatie in Tilburg: ‘Die verontreiniging bereikt in veel gevallen een fabelachtige graad. Ons zijn gevallen bekend dat den beerput in den welput eenvoudig overliep. Dikwijls ziet men door de voegen het vuil naar beneden lopen. In het geputte water, dat walgelijk stinkt, vinden we zogenaamde ‘wilde varkens’ (pissebedden red.), slakken en dergelijk gedierte. Waaraan de gele kleur van dit water te wijten is, zal de aandachtige lezer licht raden.’