Afgelopen maart was het honderd jaar geleden dat de Piushaven voor schepen bereikbaar werd. Een maand later ging het hele Wilhelminakanaal voor het scheepvaartverkeer open. 1924 was het eerste volle jaar dat deze nieuw gegraven, 68 kilometer lange waterverbinding tussen Geertruidenberg en de Zuid-Willemsvaart tussen Beek en Donk en Aarle-Rixtel in bedrijf was. Voordat de eerste schepen de Piushaven binnen konden lopen, was in 1921 de losplaats aan het Lijnsheike al in gebruik genomen, in het najaar ging de losplaats aan de Oude Molenstraat open.

Voor het eerst in de lange geschiedenis werd Tilburg een havenplaats, een stad aan het water – als we tenminste een strumke als De Leij buiten beschouwing laten. Wat de relatie tussen Tilburg en water betreft heeft dit watertje natuurlijk de oudste papieren. Al in 1530 werd het stroompje de ‘Nijwen Leije’ genoemd. Over een paar jaar kunnen we zogezegd het vijfde eeuwfeest vieren van dit roemruchte stroompje, bijgenaamd de Laaij.

Nederig

Maar het eerste water of niet, De Leij moet wel nederig het hoofd buigen voor ’t kanaal omdat het er aan de oostkant van de stad onderdoor gaat om door Moerenburg verder te stromen richting de Maas. In de Laaij gingen de Tilburgers ‘dòkkele’, een mooie dialectbenaming voor pootjebaden. Nu veel mensen tegenwoordig de kunst van het zwemmen machtig zijn, hoor je dat niet veel meer: pootjebaden en ‘dòkkele’ al helemaal niet.

‘Dòkkele’ stond eertijds zowat gelijk aan zwemmen, in de zin van verkoeling zoeken op hete dagen. Maar weinig Tilburgers konden zwemmen. Hilarisch is de foto uit de crisisjaren. Je ziet werkloze mannen als nuttige tijdsbesteding op hun borst op stoelen liggen en manhaftig de bewegingen van de schoolslag oefenen. ‘Dòkkele’, dat werd ook alleen door ’t manvolk en door de jeugd gedaan. Je moet je voorstellen aan de oevers van De Leij: gezeten op een versleten AaBe-deken hield moeder de vrouw het kroost in de gaten, terwijl de mannen hun broekspijpen oprolden en door het water stapten. De benen van de mannen werden CTM-benen genoemd. Ze waren zo wit als de melk uit de Coöperatieve Tilburgsche Melkinrichting en Zuivelfabriek gevestigd aan het Wilhelminapark.

Blauwsloten

De waterkwaliteit van De Leij was berucht slecht. De textielfabrieken loosden direct op sloten die hun afvoer hadden naar De Leij. Deze sloten werden blauwsloten genoemd. Om echt een lekker frisse duik te kunnen nemen gingen veel Tilburgers naar de Oisterwijkse vennen. Hier ligt de relatie met de eerste Tilburgse zwemvereniging; de Tilburgsche Zwemvereniging ’t Baksche Ven ging van start op 1 juni 1909. ’t Baksche Ven is nog steeds enorm populair, werkelijk een mooi historisch fenomeen. Dat ven lag oorspronkelijk in de gemeente Berkel-Enschot.

Op 1 augustus 1931 opende in Tilburg het eerste zwembad, een openluchtbad aan de Ringbaan-Oost. Dit was een privéinitiatief van ondernemer Harrie van Kuijk. In 1950 werd het door de gemeente Tilburg overgenomen, vier jaar later werd het eerste binnenbad van Tilburg in gebruik genomen. Het buitenbad werd in 1980 gesloten, in 1996 werd het totale complex gesloopt, dus ook het kubistische entreegebouw. Zonder pardon haalde Tilburg dit architectonisch meesterwerk omver. Wat is er in Tilburg toch veel schoons verdwenen.

Zwemmen verboden

Het ironische is dat de gemeente Tilburg in de begindagen van ’t kanaal meende dat dat als zwemwater zou kunnen dienen, een andere zwemvoorziening was derhalve niet nodig. Maar dat liep anders. Zwemmen in het kanaal en in de Piushaven is nog steeds verboden, dit tot verdriet van veel Tilburgers. Deze Prent van Cees Robben van 15 mei 1954 laat zien dat het Piushavenzwemmen toen al populair was, maar niet van gevaar ontbloot. Net als tegenwoordig liep je het risico je te bezeren aan onzichtbare rommel in het water – zie het fietswiel.