‘Feesten, dat konden de Tilburgers. Eens in het jaar vielen de getouwen stil, eens in het jaar werden de blommetjes buiten gezet, hadden alle keukenmeiden een vrijer en een plezierig gezicht en was iedere arbeider het heertje. Men zeide wel: Eenen Tilburger heeft het gèère goed. En zij, die dat zeggen, hebben gelijk, want het is waar. Waarom zou hij alleen bidden en hard werken en het niet graag goed hebben.’
Dit citaat komt uit het boek ‘Land en volk van Brabant’ dat in 1950 door Uri Nooteboom werd gepubliceerd. Deze in Tilburg geboren journalist (1903-1945) schreef wel vaker over Tilburg, zoals in het boek ‘Jaren en jeugd in Brabant’ en ‘Jeugd in een fabrieksstad’. Logisch dat hij stilstond bij de kermis, in het citaat indirect door op te merken dat eens per jaar de getouwen stilstonden.
Het is nog niet zo lang geleden dat deze vakantie slechts drie dagen duurde en dat was altijd tijdens de kermis. Hier heb je trouwens een van de verklaringen waarom de liefde voor de kermis bij de Tilburgers zo diep is geworteld. Natuurlijk kon ook de Prent van Cees Robben niet om dit geweldige volksfeest heen. In deze Prent van 24 juli 1964 besteedde hij aandacht aan eten op de kermis, in dit geval het door de Tilburgse visboeren zelf inmaken van zure haringen. Haringen, dus niet alleen zure, werden tijdens de kermis veel gegeten omdat het een goedkope hartige hap was.
Zuurkramen
De altijd ontzettend inventieve Tilburgse moeders maakten ze ook zelf in. Op die culinaire kunst slaat de volgende – historische – anekdote. Haringen werden langs de deur verkocht uit tonnetjes zoals er rechts op de Prent eentje is te zien. Een huisvrouw pakte gauw de waskom van het nachtkastje om er enkele tientallen in te kunnen bewaren. Wat dat zuur betreft waren ook zure bommen een geliefde lekkernij, hartig en niet duur. Op de kermis stonden speciale zuurkramen. Iemand van buiten de stad vond ze zo lekker dat hij er een paar achter elkaar bestelde. De verkoper greep steeds onderin de inmaakpot. Toen hem werd gevraagd waarom hij dat deed, was het antwoord – ongelogen waar!: ‘Het zure water is goed voor mijn eczeem.’
Het is nog steeds zo – en dat zal ook gegarandeerd zo blijven – dat op de kermis veel lekkere dingen worden verkocht. De kermis zou zónder gewoon niet compleet zijn. Dat is altijd zo geweest, maar in de tijden dat de Tilburgers het veel minder breed hadden, werd ook veel zelf gemaakt. Het Tilburgs Kookboekse geeft er lekkere voorbeelden van. Een kermislekkernij uit de Tilburgse zelfmaakkeuken was het in zuur ingemaakte varkenshieltje. Om aan de vraag te kunnen voldoen werden die door de slagers speciaal bewaard. Ook zilveruitjes werden met het oog op de kermis ingemaakt.
Morellen
Veel activiteit werd eveneens aan de dag gelegd voor het zelf brouwen van drankjes, steeds met het oogmerk dat zelf maken gewoon minder kostte en daarbij leverde die persoonlijke kunde van de maker ook nog eens veel lekkerder spul op. Alcoholische versnaperingen die zelf werden gemaakt waren advocaat, boerenmeisjes en boerenjongens (met amandelen), morellen (zure kersen) op sterk water en citroenbrandewijn. Er werd vooral ook veel gemaakt want tijdens de kermis kon je altijd rekenen op veel aanloop – bezoek van familie of vrienden is een van de oudste kermistradities en dat gebeurt nog steeds volop.
Merkwaardig genoeg werden oliebollen tijdens de kermis niet zelfgemaakt – uitzonderingen daargelaten - , terwijl de gemiddelde Tilburger toch goed zelf een oliebolleke kon bakken. Kijk maar eens naar de verrichtingen in de keuken tijdens Nieuwjaar en Vastenavond. Een oliebol kocht men in de gebakkraam en zo is het nog steeds. Op 3 september 1885 schreef de Tilburgsche Courant over een Tilburgse dame die in een paar uur tijd ‘niet minder dan 36,5, zegge: zes en dertig en een halve oliebol, ter haar genoegen naar binnen speelde, welke haar goed zijn bekomen’.