Voor Cees Robben zijn doen is het verhalend gedicht in deze Prent van 7 augustus 1981 nogal pessimistisch van toon. Wellicht klinkt hierin door de algehele malaise waarin de katholieke kerk in die jaren steeds meer begon te verkeren – en die er nadien bepaald niet minder op is geworden.
Toch, de volksdevotie maakte daar, tot op de dag van vandaag, wel een uitzondering op en als het ‘pastôorke van Esbeek’ zijn opwachting maakt, dan kan het niet anders of de bedevaart naar Sinterknilles in Esbeek heeft door het hoofd van Cees Robben gespeeld. Deze bedevaart was puur volksgeloof. Deze ooit druk bezochte pelgrimage is niet in de laatste plaats groot gemaakt door Tilburgers – en Gôolse mensen.
De bedevaart naar Esbeek speelde in deze tijd van het jaar. Het feest ter ere van de Heilige Cornelius werd gevierd in het weekeinde en op de woensdag het dichts in de buurt van 16 september. Dit jaar valt 16 september, de dag waarop Cornelius op de heiligenkalender staat, op zaterdag. Een kenmerkend onderdeel van deze bedevaart was dat dan druiven als exclusieve fruitlekkernij werden verkocht. Daar hoef je tegenwoordig niet meer voor naar Esbeek want in de supermarkt word je er mee doodgegooid.
Martelaren
De Corneliusbedevaart is een voorbeeld van heel dichtbij (Tilburg) dat laat zien hoe het met dit soort pelgrimages in zijn werk ging. De kerk van Esbeek, tegenwoordig een basisschool – werd in 1889 gebouwd. De kerk was toegewijd aan Adrianus van Hilvarenbeek, een van de Martelaren van Gorcum. De parochie Besterd in Tilburg was naar deze martelaren genoemd. De Brabantse schrijver Jan Naaijkens uit Hilvarenbeek heeft ooit nog eens een fantastisch openluchtspel over deze parochie en de Martelaren geschreven. Het is uitgevoerd op d’n Besterd. Maar ja, een openluchtspel in Tilburg, dat kun je je tegenwoordig nauwelijks nog voorstellen.
In de tijd dat Esbeek een zelfstandige parochie werd met een eigen kerk, stond de pastoor wel voor de opgave om voor voldoende inkomsten te zorgen. Bijvoorbeeld om het dak van de kerk te repareren. De pastoor introduceerde daarop een bedevaart, want die trok volk en dat bracht extra geld in het laatje. Op zijn hoogtepunt, begin jaren ’50, kwamen er eventjes 7.000 pelgrims naar Esbeek. De pelgrims die naar Esbeek kwamen wisten zich gelegitimeerd omdat het ‘pastôorke van Esbeek’ in 1900 een relikwie van de Heilige Cornelius op de kop had weten te tikken. Op meer plaatsen in Brabant zijn op deze manier bedevaarten ontstaan, zoals die naar de Heilige Geradus Majella in Hulten die vanaf 1915 ook veel Tilburgers op de been bracht.
Benenwagen
Tilburg was een belangijkje leverancier van pelgrims omdat er nu eenmaal veel Tilburgers zijn, die in die tijd ook nog eens zo katholiek waren als maar kon – althans, zeker in naam en in cultuur; de meeste Tilburgers waren zeker niet Roomser dan de paus. Pelgrimeren was een door de geestelijkheid geoorloofd en bevorderd uitstapje. Hoewel er volop met de benenwagen vanuit Tilburg werd gepelgrimeerd – de mensen wisten niet beter - , kwam de bedevaart naar Esbeek in een stroomversnelling met de aanleg in 1907 van de tramverbinding over Goirle en Hilvarenbeek naar Esbeek en vandaaruit kon je via Poppel en Turnhout naar Antwerpen. Zoveel volk ging er vanuit Tilburg en Goirle naar Esbeek dat de trams tot een maximale lengte werden uitgebreid. Onderweg zongen de Tilburgers stichtelijke liederen (‘O Heilige Cornelius…’), maar ook liedjes die alleen maar in een revue kunnen zijn ontstaan:
De Gôolse tram is zo overvol,
Bracht zo menigeen het hoofd op hol,
Op Sint Corneliusdag.
Hij was dan zo zwaar belâan,
Dat hij soms wel stol bleef staan.
Fier stoomt toch heel het geval,
Kijk eens aan, hier zij we al,
Het schone dorpje Esbeek in.
Cornelius ziet het al gauw,
Van stoom en stof zien ze allemaal grauw.