Door John Geerts/Tilburgers.nl
We zien hier het bijzondere interieur van Café Voskens rond 1980, aan de Korte Heuvel, huisnummer is Heuvel 5. Een café met een lang verleden. Al in 1797 begon de familie Voskens hier een herberg. Het was een pleisterplaats voor de voerlui die handel dreven tussen Breda, Tilburg en ’s Hertogenbosch. Achter de herberg waren veel paardenstallen vandaar dat de naam van de herberg toen De Roskam was.
Brand
In 1908 brandde de oude herberg af en ontwierp architect Henri van de Abeelen een nieuw onderkomen. Toen kwam de naam Café Voskens in zwang omdat een dochter van de familie Voskens, Engelien, met strenge hand het café bestierde. Zij overleed in 1989. Maar de officiële naam van het café bleef De Roskam.
De zaak werd altijd goed bezocht door schrijvers, journalisten en studenten. In 2001 werd het café verkocht en kwam er een restaurant in, Het Huys van Voskens, waarmee een deel van het authentieke interieur behouden bleef. Het pand staat inmiddels op de monumentenlijst. Sinds 2015 zit het restaurant ’t Zusje in het pand.
Leonardus
Karel de Beer schreef in het ‘Groot Tilburgs Horecaboek’ het volgende. “Studenten kwamen er ook graag, vooral in de tijd dat de RK Leergangen en de Katholieke Hogeschool, voorloper van de Tilburg Universiteit, met hun verenigingen in de buurt waren gevestigd. Zo vergaderde er de studentenvereniging St. Leonardus van de Leergangen iedere zaterdagavond in de bovenzaal. Op één van die avonden vond er een ontmoeting plaats tussen Anton van Duinkerken en De Siemer. In deze inspirerende omgeving zijn tijdschriften als Brabantia Nostra en Edele Brabant ontstaan.”
In hetzelfde boek schrijft Joyce Snijders over Voskens: “Het café had een grote en erg sympathieke schaakvereniging. Boven in de grote zaal werd er geschaakt, maar de drankjes kwamen ze beneden halen. Eigenlijk was de Roskam een praatcafé en er werd veel gepraat, gekaart, maar zeker ook gefeest.”
Ook schrijver Jasper Mikkers schreef in dat boek over het café: “Op de stamtafel lagen een aantal kranten. Het café had door zijn inrichting werkelijk sfeer. Het was een typisch bruin café, met veel hout, oude hanglampen, een bar met antieke tapkranen, houten vloer, oude reclameschilden aan de muren en vergeelde foto’s van de stad. Er hing die lucht die in een café moet hangen, een eeuwenoud mengsel van verschraald bier, as, hout en steunkousen. De lucht van gistend bier in de vochtige planken van de vloer was onvervangbaar en deed aan zeehavens en zeelieden denken, aan drinkgelagen uit de roman Moby Dick. Door de ramen aan de voorgevel viel zonlicht naar binnen, over het aquarium en de houten vloer, er hing een tijdloze sfeer, het was een ‘voorgeborchte’, een schemerige oase waar de dorstige reiziger zijn lippen aan een beker met vocht kon zetten, een plek tussen het Harde Dagelijkse Leven en de Hemel.”