Op deze kraakheldere januaridag schijnt de zon fel en vrolijk binnen in het zolderatelier van Cock Vermolen: er is een groot raam op het zuiden. Is hij geen voorstander van noordlicht, zoals bijna alle schilders? Cock: “Ach, als ik ga schilderen doe ik de zonwering dicht. Ik gebruik dan die daglichtlamp, dat werkt goed. Want inderdaad, schilderen met zonlicht dat gaat niet. Je krijgt echt heel andere kleuren.”

Tekst: Gerard Sanberg

Fotografie: Gert-Jan Remmers/Nononsens

In het atelier hangt een mooi portret van de overleden dichter/romanschrijver Remco Campert. Cock: “Dat doe ik vaak, als een dierbaar iemand is overleden maak ik een portret. Mijn manier om er mee om te gaan. Bekende mensen als Campert, of mensen uit mijn persoonlijke omgeving.” Hij toont op zijn telefoon een filmpje waarin hij een schetsboek doorbladert met steeds een andere afbeelding van een goede vriend: “We wisten dat hij doodging. Ik heb elke dag een schets gemaakt. De aftakeling liefdevol in beeld gebracht. Kijk, het laatste is een post-mortem portret.”

Techniek én inspiratie

Cock Vermolen (inmiddels 72) gebruikt veel verschillende technieken. Hij begon met tekenen op de schoot van zijn vader. “Ja, dat was een echte tekenaar en ik deed dat na. Het bleef in eerste instantie ook bij tekenen, voor olieverf op linnen heb je veel ruimte en materiaal nodig en dat had ik aanvankelijk niet. Ik ging in Tilburg studeren, theologie. Schilderen heb ik geleerd van Hans Greep, in Chaam. Eén middag in de week ging ik op de motor naar Chaam, daar leerde ik zowel de vaardigheid, de techniek van het schilderen, als de drive, de inspiratie. Ja, dat moet je ook leren. Of je dat in je hebt.”

Een interactief proces

Een portret in opdracht van de familie of van het onderwerp zelf, blijkt een heel apart traject te zijn. “Elk mens heeft wel 50 verschillende gezichten, dat ken je wel he? Dat je op een foto staat en denkt: zo zie ik er toch niet uit? Nou, van die 50 zijn er 10 die ze zelf mooi vinden. Daar moet ik naartoe met mijn schilderij want je wilt dat mensen het ervaren als iets moois, iets waar ze graag naar kijken.” Om tot een goed resultaat te komen maakt Cock dus heel veel foto’s: “Wel 200. Daar gaan we dan in shiften. Op het eind hebben we er acht over waar ze opstaan zoals ze zichzelf graag zien. Daarmee ga ik aan het werk.”

Dan is het gelukt…

“Dat interactieve, dat je het onderwerp mee laat kijken bij het proces, dat is voor veel kunstenaars vloeken in de kerk maar voor mij werkt het prima. Ik stuur ook foto’s van tussenstadia, dat ze kunnen zien wat het wordt en eventueel kunnen bijsturen. Het eindresultaat moet echt lijken op iemands ‘goede gezicht’ én het moet artistieke kwaliteit hebben, dan is het gelukt.”