Inhakend op de titel boven deze aflevering: Ja, dat konden (kunnen) de Tilburgers, rijmen en dichten zonder de hem(s)slip op te lichten. In Tilburg werd dit gezegde uitgelegd als te pas en te onpas op iets kunnen rijmen, al liep dat rijm zo scheef als wat, geen probleem, door te rijmen won iets wat je wilde zeggen aan kracht en sympathie. Onder anderen Cees Robben was daar goed in. Letterlijk tientallen van zijn Prenten hebben een bijschrift in de vorm van een verhalend gedicht, doorgaans met een vleugje moraal en een flinke dot sentiment, zoals deze Prent van 6 januari 1961 – toch stiekem ook al weer 53 jaar geleden... realiseren we ons nu we dit schrijven.

Rijmen en dichten zonder de hem(d)slip op te lichten (de ‘d’ werd doorgaans bewust ingeslikt als extra geintje) is een toppunt van creatieve volkscultuur. In Tilburg wemelt het van de prachtige voorbeelden, met als een van de absolute toppers:

Wat Napoleon was onder de vorsten

Is onze worst onder de worsten.

Een bord met deze hoogst originele reclameslogan (hoe kregen ze ’t bedacht) hangt achter de toonbank van slager LeJeune aan de Willem II-straat. Hoe oud dit rijm is, is niet precies te zeggen, maar vermoedelijk toch van vóór de oorlog en in ieder geval van ná 1906 want in dat jaar begon Leo LeJeune zijn slagerij die al snel befaamd was om zijn worsten.

Een ander product uit de Tilburgse rijmtraditie dat gewoon vermeld móét worden gaat als volgt:

Al zijn mijn aardappels afgevroren

Toch vlag ik voor pastoor van Dooren.

Dit rijm komt van Korvel. Zonder andere wijken te kort te willen doen: als er één wijk was waar men goed kon rijmen en dichten, dan was dat Korvel. Henricus van Dooren (1811-1886) was de bouwpastoor van de eerste kerk van Korvel. Deze in 1852 gebouwde kerk stond midden op het Korvelplein. In 1924 werd deze kerk afgebroken en vervangen door de huidige kerk, sinds 2022 geen godshuis meer, maar een medisch centrum. Dat hij een geziene pastoor was blijkt uit twee dingen: een jaar na zijn dood werd op het kerkhof achter de Korvelse kerk ter herinnering aan hem een beeld van de Goede Herder geplaatst. Dat staat er nog.

En het andere bewijs werd geleverd in 1885. De in Veghel geboren Henricus van Dooren was toen vijftig jaar priester. In die tijd, toen de mensen nog niet zo oud werden, was dat echt uitzonderlijk. Het gouden priesterfeest werd gigantisch gevierd, met onder andere maar liefst zeven erebogen die her en der op Korvel waren geplaatst. Op dat fenomeen van Tilburgse erebogen komen we nog wel eens terug. Op elk van de erebogen stond een rijm in de beste Tilburgse rijmtraditie, zoals deze als je vanuit de stad Korvel binnentrad:

Gaat al nu Korvel binnen

Er heerscht een blijde geest

Want een geachte herder

viert ’t gouden priesterfeest.

Zowat iedereen had een eigen rijmtekst aan huis of winkel hangen. Het ontroerends zijn die van de hele gewone mensen, zoals die van de bevroren aardappels. Er zijn tientallen van deze hulderijmen bewaard, een unieke staalkaart van hoe een Tilburger recht zijn hart kon spreken. Het is bijna niet te doen om een keuze te maken. We sluiten af met twee voorbeelden, het ene van een joodse bewoner van Korvel en het andere dat voor de ingang van de kerk stond, maar dat op de pastoor na waarschijnlijk niemand begreep:

Al ben ik niet van ’t geloof

Toch vier ik feest voor Korvel’s Hoofd

En hoop dat hij nog vele jaren

Het priesterkleed zal mogen dragen.

Pastor jubilant salutem

Deprecatur parochia exultans