Deze Prent van Cees Robben, echt uit het prille begin van zijn carrière, inspireert om te beginnen met het volgend raadseltje: welk dier wordt geleerd na zijn dood? Antwoord: een varken. De achtergrond daarvan zie je terug op deze Prent van 5 februari 1955. Als een varken was geslacht, werden zijn stoffelijke resten vastgebonden op een ladder zodat het door de thuisslachter gemakkelijker kon worden ontleed in hapklare brokken, in onder meer - zie daarvoor de tekst in de Prent. De dialectbenaming voor een ladder is een leer. Het varken werd ‘geleerd’….

De kennis van alles wat met de thuisslacht had te maken (te zien op deze Prent), was vroeger algemeen omdat vrijwel iedereen wel eens kennismaakte met het slachten van een varken. Van dat varken werd alles gebruikt, tot en met de pisblaas (ook wel frutblaas) toe. Het jongetje op de voorgrond is er hartstikke blij mee; hij heeft de frutblaas gebruikt om er een rommelpot van te maken. ‘Want’, zegt ‘ie’, ’t is zo weer carnaval.’ Die pisblaas kreeg je niet zomaar, je moest er de kont van het varken voor kussen. Schrijver dezes spreekt uit eigen ervaring…

De rommelpot is een bijzonder instrument dat tijdens de Tilburgse Sterrentocht op 6 januari van dit jaar aan de vergetelheid werd ontrukt. In deze parade liep gemengd Koor De Bron mee. Het koor voerde een speciaal voor deze gelegenheid door stadscomponist Jacq Palinkx, gecomponeerde versie op het Driekoningenlied ‘Gif me ‘ne nuuwen hoed’ uit. De koorleden begeleidden zich op rommelpotten. De laatste rommelpotten waren in de jaren ’50 in het Tilburgse Straatbeeld te zien. In 1950 kende Tilburg nog een rommelpotorkest (de samensteller van deze rubriek zou graag in contact komen met mensen die daar lid van zijn geweest, stadsnieuws-tilburg@emdejong.nl).

Uitsterven

De rommelpot was per traditie het instrument waarvan zich de kinderen bedienden die op Vastenavond langs de deuren trokken, zingend en bedelend om snoep, een appelsien of wat geld. Deze traditie was exact hetzelfde als het zingend bedelen tijdens Driekoningen. Het tijdschrift Rooms Leven, waarin deze Prent verscheen, noteerde in 1951dat de rommelpot op het punt van uitsterven stond. Het bespelen van de rommelpot tijdens het Driekoningenzingen hield ongeveer tien jaar langer stand. De meest waarschijnlijke verklaring was dat er in Tilburg echt werk van werd gemaakt om het Driekonigenzingen te laten voortbestaan.

Bovendien, vanaf het midden van de jaren ’50 groeide langzaam uit de Vastenavondtraditie het hedendaagse openbare carnaval. Dat deze ‘invented tradition’ een ijzersterk concept was, blijkt wel uit de populariteit van carnaval tegenwoordig. Het carnaval herbergt een enorm sociaal kapitaal en is alleen al daarom belangrijk voor stad en dorp. Interessant is dat voor het nieuwe carnaval tal van nieuwe rituelen en spelelementen werden bedacht, terwijl er nauwelijks elementen van de Vastenvondviering in zijn terug te vinden. Maar, er valt nog steeds iets voor te zeggen om de rommelpot als instrument of als attribuut aan het carnaval toe te voegen.

Spekkoeken

Het standaardrepertoire Vastenavondliedjes was groter dan van de Driekoningen, die eigenlijk alleen maar ‘Gif me ‘ne nuuwen hoed’ kenden. De Vastenavondliedjes waren rauwer en uitdagender en sloten daardoor perfect aan bij de teneur van de Vastenavondviering, met veel eten en drinken. In een van de Tilburgse liedjes wordt bijvoorbeeld gesproken van pannenkoeken en spekkoeken – typerend vet eten. Na Vastenavond begon de Veertigdaagse vasten. Aan de vooravond vrat men zich nog een keer goed vol.

De rommelpot waarmee men zich begeleidde is oeroud en is universeel. Je komt ze in vrijwel alle culturen tegen, groot en klein. Er zijn zelfs concertrommelpotten. Wat de rommelpot vooral siert is dat iedereen ze kan maken van de meest eenvoudige spullen (een potje, een stokske en de frutblaas van een varken, of tegenwoordig een stukske stevig plastic) en dat iedereen ze kan bespelen. En dan maar zingen – het volgende lied was ooit populair in Tilburg:

Vrouwke, ’s is Vastenaovend

Ik kom nie thuis vur t’aovend

’t Aovend in de maneschijn

Als vader en moeder naar bed toe zijn

Klinken op de bussen

Hier ’n stoel en daor ‘ne stoel

Op iedere stoel ’n kussen

Vrouwke houd oewen kinnebak toe

Of ik sla er ‘nen pannenkoek tussen

Tussen oew neus en tussen oew kin

Daar kan nog wel n’n spekkoek in….