Delahaye, Delage en Panhard. Voor velen wellicht onbekende, maar wel degelijk iconische automerken uit de hoogtijdagen van de Franse automobielindustrie. Voor Ken en Wim van der Loo hebben zij geen geheimen. Samen restaureerden ze talloze van dergelijke auto’s.

Tekst en fotografie: Theo van Etten

De werkplaats van Ken van der Loo aan de Groenstraat in Udenhout oogt als een boerenschuur op het Franse platteland. Op het eerste gezicht lijkt de tijd er te hebben stilgestaan. Voornamelijk metalen onderdelen van allerlei voertuigen vullen het gebouw tot aan de nok. Ergens daartussen staat een gestripte houten carrosserie van een Charon uit 1908.

Als Ken het motorkapje opent, lijkt het alsof de meeste onderdelen zijn verwijderd. Maar niets is minder waar: “Veel meer dan twee cilinders en bougies met bekabeling is dit niet,” lacht hij. Ken restaureert de auto voor een kennis die zelf vastliep op het repareren van plaatwerk. Voor Ken geen probleem: samen met zijn broer Wim runde hij jarenlang de smederij, die al generaties lang in de familie is. “Creatief zijn in oplossingen is onze familie eigen,” grijnst hij.

De liefde voor het restaureren van oude auto’s ontstond halverwege de jaren zeventig, toen Wim en Ken bij toeval op een Willys-Overland uit 1928 stuitten. Wim: “Willys is een bekend Amerikaans automerk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bouwden ze een auto die ze ‘GP’ ofwel: General Purpose noemden. De soldaten spraken dat al snel uit als ‘Jeep’.”

Mobiel assurantiekantoor

Iets verderop staat een prachtige Mercedes-bus te pronken. Wim legt uit: “Deze is oorspronkelijk gebouwd als mobiel assurantiekantoor. Bij de klapdeuren konden de klanten naar binnen. De chauffeur kon zijn stoel omdraaien en zat dan achter een balie. Aan de achterzijde was een wachtportaal, maar daar heb ik de deur verwijderd. Nu is het een camper waar mijn vrouw en ik veel plezier aan beleven.”

Een ander pronkstuk van Wim is een auberginekleurige Mercedes 170 SD uit 1952. “Pure luxe voor die tijd,” aldus Wim. Er moet nog wel wat gebeuren voordat de auto helemaal rijklaar is, want momenteel kijk je er dwars doorheen. De linkerportieren, achterklep en het schuifdak zijn verwijderd, evenals de achterbank en andere onderdelen. Maar volgens Wim is hij bijna klaar: “Alleen de bekleding en het dak nog,” legt hij rustig uit. “Over een paar maandjes rijd ik ermee rond.” Er kleeft een mooi verhaal aan de auto. “De Fransman van wie ik hem kocht, wilde hem eerst niet wegdoen. Pas nadat hij overtuigd was dat de auto een mooie bestemming zou krijgen, ging hij overstag. Zelf had hij hem ooit van een Duitse familie ‘gekregen’. Die had hem tijdens een vakantie achtergelaten omdat de motor niet meer wilde starten. Blijkbaar raakte die Fransman er toch aan gehecht, hij heeft er jaren taxi mee gereden.”

Proeve van bekwaamheid

Tot slot gaan we nog even terug naar de schuur van Ken. Hij is bezig met een project dat je misschien wel de ultieme proeve van bekwaamheid kunt noemen. Hij wijst op een roestig chassis. “De overige onderdelen van die auto komen overal vandaan, eigenlijk hoort niets origineel bij elkaar. Maar straks wordt dat een prachtige Vinot ét Deguingand. Dat merk bestond tussen 1901 en 1926. Over de hele wereld zijn er voor zover bekend nog maar 32 van over.”