Kijk ‘m daar staan, dat jungske, handen tot de oren in zijn zakken.

Een ouder iemand ziet dat zo aan en vraagt:

‘Ga je emigreren jongen?’

Antwoord, gebelgd: ‘Hoezo?’

‘Omdat je je handen al hebt ingepakt.’

In de tijd dat dit opvoedkundige grapje nog schering en inslag was, werd er nog volop geëmigreerd, naar Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Het jongetje snapte de plagerij daarom meteen – en trok dus vlug de handen uit zijn zakken.

In diezelfde tijd kon datzelfde manneke worden gevraagd:

‘Witte gij de weg naar Rome?’

‘Eeeuh…ja!’

‘Hoezo?’

Antwoord: ‘Dan hèdde veul witkalk nodig.’

Ook dit grapje had het jongetje meteen in de smiezen. In die tijd namelijk werd nog volop aan de grote schoonmaak gedaan. Die wervelwind trok, als het goed was, vóór Pasen door huis en boerderij. In die zin komt het onderwerp ‘grote schoonmaak’ in deze rubriek als ‘eieren na Pasen.’ Maar ja, we leven nog wel volop in het voorjaar en daarmee was de grote schoonmaak onlosmakelijk verbonden. Het zou heel goed kunnen dat Cees Robben zich daardoor heeft laten inspireren. De Prent is immers gepubliceerd op 19 mei 1978.

Het tafereel laat iets van het poetsen vroeger zien, de grote schoonmaak ging er heel anders aan toe. Wat wel klopt is dat enkel en alleen twee vrouwen de hoofdrol spelen. De grote schoonmaak was voornamelijk vrouwenwerk, zoals al het poetsen trouwens. Voor het zwaardere werk werd het manvolk ingeschakeld, bijvoorbeeld voor het witten van muren. Een interessant detail is dat keukenmuren lichtblauw werden gewit; aan de kalk werd iets blauws toegevoegd. Blauwe muren weerden vliegen af.

Leerlooierij

Mensen die op de Hasselt woonden konden de benodigde kalk halen bij de leerlooierij van Smulders. Deze was gevestigd aan het Hasseltplein 44. Dat is schuin tegenover de Hasseltse Kapel. Het pand heeft nu een andere bestemming, een woonbestemming, maar je kunt er nog goed aan zien dat het eertijds een leerlooierij is geweest. Mooi pand. Op het erf was een put waarin ongebluste kalk werd geblust. Kalk werd gebruikt bij het leerproces. Dat blussen deed men door er water bij te doen, een gevaarlijk karwei. Bij dit chemisch proces kwam veel warmte vrij. Vandaar dat het in een put werd gedaan. Als ongebluste kalk op een natte huid viel, veroorzaakte dat brandwonden. Wat je ook wel zag was dat boomstammen wit werden gekalkt. Dat voorkwam dat dieren aan de schors knaagden.

Afijn, het witten kon beginnen. ‘Witte’, betekent ‘weet je?’ of ken je?’ ‘Witte gij de weg naar Rome?’ is tweeledig uit te leggen: ken je de weg naar de eeuwige stad? Of ga je die helemaal witten…?

De grote schoonmaak was (is?) zo’n fenomeen dat dit immense karwei is terug te vinden in de top 100 van Nederlandse tradities. Daar staat het op de 97e plaats. De drang van mensen om na de wintertijd als het ware schoon schip te maken en met een blinkend blazoen aan lente en zomer te beginnen is oeroud. En alle veranderingen ten spijt, in deze tijd van het jaar wordt er nog steeds meer gepoetst en opgeruimd dan de rest van de tijd. Een sterke impuls vroeger gaven de kolenkachels die hun sporen nalieten. De huizen waren veel vochtiger waardoor stof (stobber) bleef plakken. Daarom werd er gewit. Tijdens de grote schoonmaak werd van boven naar onderen gewerkt: matrassen werd buiten gelucht en opgeschud, gordijnen werden gewassen, met een ragebol werd spinrag verwijderd, de kachel werd gepoetst met kachelpoets, het koper werd gepoetst en de kokosmatten werden buiten over een stang gehangen.

Daar komt het jungske weer om de hoek kijken. Hij mocht er uit alle macht met een mattenklopper tegenaan slaan...