Je moet het maar leuk vinden. Van school naar de atletiekbaan of naar het krachthonk. Dag in dag uit, jaar in jaar uit. En alles draait maar om één ding: een metalen staaf van zo’n tweeënhalve meter lang en nog geen kilo zwaar. Voor Tristen Strooper (17) is er niets mooier dan dat. Speerwerpen is zijn lust en zijn leven.

Door Theo van Etten

“Prima worp. Maar volgende keer je linkerbeen iets meer gedraaid wegzetten. Armen meer spreiden. Doe nog maar een worp, maar dan met een aanloop van vijf passen.” De technische aanwijzingen volgen elkaar in snel tempo op. Ze komen uit de mond van Roar Strooper, vader en tevens coach van Tristen.

“Nee, het gaat echt niet altijd over speerwerpen bij ons thuis. Maar wel vaak,” lacht de boomlange Tilburger. Hij kreeg de atletiekgenen mee van zijn ouders. Moeder Marloes was een begenadigd hoogspringster en werd meerdere malen Nederlands kampioen. Vader Roar was speerwerper en werd later bondscoach. Ook Tristens jongere broertje lijkt gegrepen te zijn door het speerwerpvirus.

Zeven dagen per week werkt Tristen keihard om zijn lichaam in optimale staat van paraatheid te brengen. Naast werpen doet hij allerlei sprint-, sprong- en krachtoefeningen om het allerbeste uit zichzelf te halen. En met succes: in verschillende leeftijdscategorieën werd hij al Nederlands kampioen en zijn 700 grams-speer reikte al eens tot voorbij de 72 meter: de op één na verste afstand ooit door een junior geworpen. In zijn eigen stad won Tristen de Jeugdstimuleringsprijs bij het Tilburgs Sportgala.

Groot denken, kleine stapjes

Toch blijft hij er vrij nuchter onder. “We proberen groot te denken maar willen onze doelen met hele kleine stapjes voor elkaar boksen. Niets overhaasten dus. Ik moet nu overstappen naar een speer van 800 gram, het zal dus enige tijd duren voordat ik weer heel ver ga gooien. Dit jaar is er een WK voor atleten onder de 21 jaar, waar ik uiteraard graag naartoe ga. Maar daarvoor moet ik een limiet van 71 meter gooien, waardoor deelname lang niet zeker is. Met de zware trainingsbelasting die ik mijzelf opleg, liggen ook kleine blessures steeds op de loer. Geeft niet, dat hoort erbij. Het maakt me mentaal sterker.”

De jonge speerwerper wil graag stabieler worden tijdens wedstrijden. “Vaak won ik pas in de laatste worp. Het getuigt van mentale kracht als het je lukt om er na een aantal mindere worpen toch die ene perfecte worp uit te persen. Maar liever wil ik natuurlijk een constante serie van verre worpen afleveren. Dan zit je gewoon lekkerder in de wedstrijd.”

De speer en ik

Ondertussen geniet Tristen volop van de sport zelf. “Ik vind het heerlijk om ’s avonds in het donker in m’n eentje op de baan te staan. Dan is het gewoon die speer en ik. Lekker werpen, mezelf uitdagen en steeds maar weer perfectioneren. Een goed gevoel bij het loslaten van de speer en die vervolgens zien vliegen, is het mooiste dat er is.” Ondertussen droomt hij over een glorieuze toekomst. “De Olympische Spelen zijn de ultieme droom. Vooralsnog is een medaille op het EK \[20 in 2025 het eerste serieuze doel. En een paar jaar daarna moet het Nederlands record, dat nu nog op 80 meter staat, er maar eens aan.”