Ooit was een auto een curiositeit in het stadsbeeld. Slechts de notabelen van een stad of dorp konden zich de luxe van een ‘automobiel’ permitteren. Udenhout was er wat dat betreft al heel vroeg bij, aldus kenner-bij-uitstek Joost van der Loo.

Door Theo van Etten

En Joost kan het weten. “De eerste auto die de Udenhouters regelmatig zagen rijden, was die van Dokter Lobach,” zo begint zijn lijvig boekwerk over de vooroorlogse automobielgeschiedenis van Udenhout. Volgens Joost reden er in het kleine dorp al heel vroeg relatief veel auto’s. “Tussen 1920 en 1930 hadden al zeventien inwoners een auto, tien jaar later reden er al een stuk of zestig rond. Dat zegt enerzijds iets over de welvaart van het dorp, anderzijds is dit het gevolg van een slechte economie. Veel mensen hadden meerdere baantjes om rond te komen. Ze combineerden hun werk bijvoorbeeld met dat van taxichauffeur.”

Doperwtjes

Die eerste autopioniers bleken niet alleen notabelen te zijn. Joost: “Kort na dokter Lobach volgde ‘Gouwe’ Willem van Iersel, rentenier van beroep, met maar liefst drie auto’s in zijn bezit. Maar de derde autobezitter was mijn overgrootvader, de smid Cornelis (Kiske) van der Loo. Het verhaal gaat dat hij een zak met gouden munten had gevonden, mogelijk verstopt door een soldaat. Daarvan kocht hij een T-Ford.” De liefde voor auto’s bleef in de familie. “Mijn vader dacht in auto-onderdelen. Aten we thuis doperwtjes, dan sprak hij over kogellagers. Omdat hij regelmatig auto’s repareerde, herkende hij aan het motorgeluid de eigenaar. ‘Daar heb je Van Iersel uit Helvoirt’, merkte hij op zodra hij zijn auto langs ons huis hoorde rijden.”

Motorloos

Op jonge leeftijd verzamelde Joost al oude krantenberichten. Ook interviewde hij de vroege autobezitters of nazaten daarvan. Dat leverde vele prachtige verhalen op. Zoals dat van Jan van Nunen, die kort na de oorlog de auto van Bart Baart kocht zonder de motorkap te openen. Wat bleek: Bart had de auto gedemonteerd en verstopt om te voorkomen dat de Duitsers deze in beslag zouden nemen. Bij de montage had hij de motor niet teruggeplaatst. Of de anekdote over Harrie Potters, die in Tilburg zijn vrachtwagenrijbewijs ging afhalen en ‘meepassant de af te leveren stenen van de Udenhoutse steenfabriek mar had meegenomen’. En toen Janus van Beurden moest afrijden en zijn examinator ziek bleek, had deze hem gevraagd langs zijn huis te rijden. De rijvaardigheden die hij vanuit zijn ziekbed waarnam, bleken voldoende om Janus het rijbewijs te verlenen.

Dromen

Opvallend is ook de vermelding van de eerste vrouwelijke vrachtwagenchauffeur, Han Koolen. “Maar deze geschiedenis gaat ook over uit elkaar gespatte dromen,” vult Joost aan. “‘Fordje’ Lommers was superzuinig op zijn auto en sliep naar verluidt met de zwengel onder zijn bed. Hij droomde van een bedrijf zo groot als dat Van Casteren in Tilburg. Door financiële problemen was hem dat niet gegund. Zijn zoon, die Fordje junior wordt genoemd, moet nog steeds huilen als hij dat verhaal vertelt.” Joost is duidelijk trots op zijn werk: “Mijn doel was om echt álle vooroorlogse Udenhoutse auto’s te traceren. Dat is gelukt, zeker weten.”

‘De vooroorlogse autogeschiedenis van Udenhout’ bestaat uit twee delen (ruim 350 pagina’s) en is verkrijgbaar via Joost van der Loo (loo.wijck@gmail.com). Eén deel kost € 15,00, beide delen € 25,00.