1970. De vijf stervormige studentenflats die toen net één jaar opgeleverd waren. Ze behoorden tot de allereerste speciaal voor studenten gebouwde huisvesting in Tilburg.

Door John Geerts/Tilburgers.nl

Sinds 1959 bestonden er al plannen om speciale flats voor studenten te bouwen. Maar voor datgeen gerealiseerd kon worden moest er veel gebeuren. Stap 1 was de oprichting in 1959 van de Stichting Studentenhuisvesting. In 1962 vond de universiteit onderdak in het Cobbenhagen-gebouw.

Vervolgens kwam er een flink stuk grond vrij aan de Professor Verbernelaan wat voor 5 miljoen werd gekocht. In april 1962 kreeg architect Hendrikus Postel uit Bilthoven de opdracht om de studentenwoningen in vijf flats te realiseren. Allereerst voor 250 kamers maar tenslotte voor 325 kamers om de investeringskosten per kamer naar beneden te brengen.

Bouwen is dienen

Na wat vertragingen werd het gehele complex begin 1969 opgeleverd. In het Studentenblad Univers naar aanleiding van de opening van de flats schreef de architect H Postel toendertijd in het jubileumnummer van april 1969: “Ene Berlage heeft wel eens gezegd: ‘Bouwen is dienen’. [.] Wat verwacht de student van zijn huisvesting. Geen Kazerne. Dat is zonder meer duidelijk en ook geen luxe bungalow.”

Columnist Miel Blok was vroeger bewoner van de Verberneflats en schreef daar eerder een column over op Tilburgers.nl: “Jarenlang heb ik er zelf gewoond. Middenin het deel van de Prof. Verbernelaan met het hoogste werkeloosheidscijfer van de stad onder jongeren tussen 18 en 27 jaar. Met de meeste bewoners met een rentedragende lening. Bijna zonder uitzondering met de middelbare school als hoogst genoten opleiding. De meeste hangjeugd. Geluidsoverlast. Vervuiling van de openbare ruimte. Rondslingerende fietsen. Woningen van 12 of 17 m2. Sanitaire voorzieningen die aanzienlijke groepen buren moeten delen.”

Gettopandje

“Meer dan vier jaar bewoonde ik een gettopandje in een van de flats. Een studentenkamer noemde WonenBreburg het. Tja… What’s in a name? Ik heb me er prima vermaakt. Een feestje hier, een fuifje daar. Het leven leek geen zorgen te kennen. Samen met zestien leeftijdgenoten deelde ik een keuken, drie toiletten, een woon- en badkamer. Het was als de gezelligste buurt van Nederland. Op micro-niveau. Ik had er, zoals al mijn ‘buurtgenoten’, mijn eigen kamer. Maar iedereen zat gezellig in de woonkamer. Zoals mensen in sommige andere buurten op een krat pils in de voortuin zitten. Gezellig!”