Schèlle doennie zeer – schelden doet niet zeer. Tot de opvoeding in vroeger dagen behoorde het advies om deze opmerking te maken als iemand werd uitgescholden. In zo’n geval: niet slaan, niet schreeuwen, maar met een zeker dedain reageren met een ‘schelden doet niet zeer.’ Waarop dan werd teruggekaatst: ‘En biechten moet je meer…’ Zoals gezegd, het is inderdaad nogal lang geleden dat dit gangbare praktijk was.
Door Paul Spapens
Cees Robben was een meester in rake scheldwoorden en scheldnamen. Deze pikte hij op uit de volksmond van de Tilburgers en de inwoners van de dorpen in Midden-Brabant, met name Goirle en Riel. Deze Prent van 29 juli 1966 geeft daar een voorbeeld van. De kunst van het schelden kwam in beeld nadat schrijver dezes op 25 augustus de Brabantse Dag in Heeze had bezocht, een standaard uitje en een aanrader van de bovenste plank.
De Brabantse Dag zou je een lopende en rijdende verbeelding van de Brabantse identiteit kunnen noemen, een feest van de Brabantse cultuur. Elk jaar worden met gigantische praalwagens (dit jaar zestien in getal) een thema wordt uitgebeeld. Dit jaar was het thema ‘Dichterbij Brabant’. De wagenbouwers lieten zich inspireren door gedichten van Brabanders of over Brabant. Een van de gekozen gedichten was de Brabantse Scheldprocessie van pater Piet Heerkens. Deze Korvelse jongen schreef tal van bijzondere teksten, waaronder die van het Tilburgs volkslied, dat, zoals vaker, door zijn broer Leo op muziek is gezet. Een Tilburgse evergreen die vermeld moet worden als het over Piet Heerkens gaat is het verhalende gedicht ‘Vrouwke Misère’. Eens kenden zowat alle Tilburgse jongens en meisjes dat van buiten.
Maar dat terzijde. Een van de deelnemende groepen koos de in 1941 gepubliceerde Brabantse Scheldprocessie als gedicht dat op een praalwagen werd uitgebeeld. De Brabantse Scheldprocessie geeft zowat alle scheldnamen van inwoners van dorpen en steden. Een paar voorbeelden uit de buurt: ‘In Gilze zijn ’t Dringers, in Rijen zijn ’t Wringers, in Dongen zijn Peeën, in Goirle Ballenfrutters.’ En wat verder van huis, maar zeer herkenbaar voor een beetje Tilburger: in Den Bosch zijn ’t Bluffers. Dat hoor je terug in een ‘schelden-doet-niet-zeer-reactie als een Tilburger in Den Bosch werd bespot. Die kaatste dan terug:
Vraag: Weet je waarom een Bosschenaar niet onder water kan zwemmen?
Antwoord: Omdat ‘ie nooit zijn mond dicht kan houden….
Expats
In de parade van de Brabantse Dag werden verschillende scheldnamen uitgebeeld. Bijzonder humoristisch gebeurde dat met de Kruikenzeikers. Een jongeman moest steeds ontzettend plassen en vluchtte in hoge nood een urinoir binnen. Het werd direct begrepen door de 40.000 toeschouwers. ‘Join us in celebrating the most beautiful ‘Geuzennamen’ from Brabant’, aldus de Engelstalige toelichting in het programmaboekje. Er werd rekening gehouden met de talrijke expats die op deze manier deze twee voorbeelden van typisch Tilburgs aan zich voorbij zagen trekken.
Maar er was nog méér Tilburgs te beleven. Een van de zestien praalwagen had nóg een gedicht van Piet Heerkens als uitgangspunt genomen: ‘Baokels boerke bij den Paus (1955). Het ‘Lofdicht voor Maria’ van Anna Bijns diende als inspiratie voor een praalwagen over een van de Brabantse cultuurparels, de Mariakapellen (of ‘Marian chapels’, voor de expats). Anna Bijns (1493-1575) was dichteres in de Brabantse wereldstad Antwerpen. Ze was een onafhankelijke vrouw die blijkens haar werk niet op haar mondje was gevallen.
Sterke vrouw
Tegenwoordig zou je haar met respect een sterke vrouw noemen. En dat precies was eigenlijk de boodschap van deze praalwagen waarmee de Mariaverering in het moderne Brabant werd geplaatst. De toeschouwers zagen afbeeldingen van tientallen Brabantse kapellen, waaronder de Hasseltse kapel (nog zo’n prachtvoorbeeld van kenmerkend Tilburgs) en ook tientallen Brabantse Maria’s. Als onderdeel van de uitvoering werden deze Maria’s steeds vervangen door foto’s van historische sterke Brabantse vrouwen en warempel – ineens zien we Miet van Puijenbroek, een Tilburgse kanjer die wordt geëerd met een mooi kunstwerk bij het Textielmuseum.
Het programmaboekje gaf de volgende toelichting: ‘Het bijzondere is dat je geen Maria hoeft te heten om er een te zijn. Ze leeft in alle sterke vrouwen die zachtheid brengen in een harde wereld.’