Kijk toch eens wat een op-en-top Tilburgse Prent, gepubliceerd op 27 juni 1969. Schrijver dezes beschouwt deze Prent als een ode aan de zeer gerespecteerde moeder de vrouw die, ondanks alle veranderingen in de jaren ’60, zich aan niks gelegen laat liggen en zich niks gezegd laat zijn… ‘En ik zeg…’, wil zeggen: moet je eens goed luisteren. En geen tegenspraak hè. Deze Tilburgse moeder de vrouw heeft een heel leven achter de rug: geboren in de Crisisjaren, de oorlog meegemaakt, de Wederopbouw – een knappe prestatie, die ‘en ik zeg’ meer dan rechtvaardigt.

Door Paul Spapens

Toen deze Prent verscheen zat de samenleving in een stevig veranderingsproces, wat je in dit geval goed kunt zien aan het jonge stelleke met hun twee kiendjes – nog steeds gezeglijk gezeten op stoeltjes. Duidelijk een overgangstijd. Het jongetje heeft zelfs de armen over elkaar en het meisje kijkt braaf om een toen gangbare plagerij te weerleggen: jongens zijn schatjes en meisjes zijn katjes. Of was het andersom? Dat zijn we ffkes kwijt. De jonge vrouw en dito man hebben een moderne look, die bij hem nog het meest opvalt: een baardje dat als teken van een onafhankelijke geest in de jaren ’60 gangbaar was. Het bezoek speelt zich af op de zondagmiddag, traditiegetrouw, maar een o zo belangrijk rustpunt in het jachtige leven van dat jonge gezin.

Cees Robben heeft het niet bij de Prent vermeld, maar grote kans dat de jonge moeder met haar mooie – zondagse – kapsel een baan heeft. In 1969 was het al schering en inslag dat vrouwen na hun huwelijk bleven werken. Maar die situatie bestond toen nog niet zo lang. Pas in 1958 was het wettelijke arbeidsverbod voor gehuwde vrouwen afgeschaft. Schrijver dezes spreekt geregeld Tilburgse vrouwen – leeftijdgenoten – die nog steeds verbolgen zijn over het feit dat ze moesten stoppen met werken als ze trouwden.

Verzet

Maar ja, je móést wel. Er werden allerlei redenen aangevoerd om gehuwde vrouwen het werken te verbieden, maar een belangrijke was dat het voeren van een gezin in combinatie met werken geen doen was uit fysiek, psychisch en geestelijk oogpunt. Overigens, twee jaar voor de opheffing van het werkverbod werd ook de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw opgeheven. Het verzet tegen deze gedwongen situaties lees je terug, vóél je als het ware in de houding van de moeder de vrouw in deze Prent. Ze was in ieder geval de baas van het gezin.

In Tilburg was dat vanaf ongeveer 1900 een écht Rooms gezin. Rond 1900 werd de Bijbelse slogan ‘gaat heen en vermenigvuldigt u’ steeds letterlijker genomen en nam het aantal geboortes sterk toe. Het fenomeen van de grote katholieke gezinnen was daarmee ook geboren, een trend die pas vanaf 1962 met de komst van ‘dé’ Pil (Lyndiol) definitief werd omgebogen. Heel erg grote gezinnen met bijvoorbeeld meer dan twaalf kinderen werden vereeuwigd met een foto in de Katholieke Illustratie onder de titel ‘Echt Rooms gezin’. Overigens – interessant – tot ongeveer 1880 kende het Zuiden des lands het laagste geboortecijfer.

Heilig Gezin

De rolverdeling ‘de man werkt-de vrouw bestuurt het huishouden’ hing samen met de veranderingen in het tweede kwart van de negentiende eeuw toen het ‘Heilig Huisgezin uit Nazareth’ steeds meer ten voorbeeld werd gesteld. Dit betekende dat de man de Sint Jozef was die voor de kostwinning zorgdroeg. Voordat dit Heilig Gezin werd geïdealiseerd werd daar flink anders tegen aangekeken. De Tilburgse pastoor en later bisschop Zwijsen noemde het krijgen van kinderen nog ‘een van de bijzondere gratiën van het huwelijk’. De beste vorm van samenleven was volgens hem als vrouw en man ‘in liefde en vrede’ samenleefden. Hoe snel dit veranderde: rond 1900 werd het krijgen van kinderen ‘een van de hoofdplichten’ van een getrouwde stel genoemd en in 1914 was het een persoonlijke plicht

Toen werd gehuwden in Tilburg voorgehouden: ‘Denkt gij (ouders) er wel eens aan, dat gij met uwe kinderen staan zult voor het oordeel Gods, en als de Heer u dan zeggen zal: Ik had u zoveel en zoveel kinderen toegedacht, waar zijn de anderen?’