Geef die jongen eens een kwartje.

Waarvoor? Waarom?

Dan kannie naar de kapper…

Door Paul Spapens

Met de Prent van deze week schilderde Cees Robben een prachtig tijdsbeeld, een tijd de Vetkuiven met hun buikschuivers voorbij en ook al voorbij de nozems – hangjeugd op d’n Heuvel. De tijd van de langharigen, door de goegemeente die het daar moeilijk mee had ‘langharig werkschuw tuig’ genoemd. Een belediging? Niet echt, meer een geuzennaam van de langharigen die de vetkuiven qua haardracht en cultuur verdrongen.

In poptermen samengevat: van Elvis naar The Beatles, glanzend golvende kuiven van Brylcreem versus de haren gewoon een bietje laten groeien en geld uitsparen bij de kapper…

Witte fietsen

Deze culturele revolutie, want dat was het, zette ook Tilburg, de braafste aller steden, op de kop en voltrok zich grotendeels in de jaren ’60. Daarom is deze Prent zo’n mooi tijdsbeeld. De Prent werd gepubliceerd op 14 oktober 1966. We herkennen er het Wittefietsenplan in, een systeem om wit geschilderde fietsen collectief te gebruiken. Uiteraard vond het in 1965 geïntroduceerde Wittefietsenplan zijn oorsprong in Provostad Amsterdam. Dat Cees Robben een jaar later met deze Prent kwam laat mooi zien hoeveel invloed Amsterdamse ontwikkelingen in Tilburg hadden. Ook in Tilburg zag je toen stellekes op fietsen van het type op de Prent naar het stadhuis fietsen om elkaar, alternatief gekleed, het ja-woord te geven.

Wat altijd een interessant cultureel fenomeen is geweest, is dat jazz als muziekvorm het in Tilburg zo goed deed – en nog steeds goed doet overigens. Daar hebben we het nog wel eens een keer over, leuk om over te schrijven. Tot eind jaren ’50 was jazz de belangrijkste muziekvorm in het Tilburgse uitgaansleven. Het volgende decennium raakte Tilburg in de greep van de rock ‘n roll-cultuur, of beter, ‘bietmuziek, dé muziek van het langharig werkschuw tuig dat vanaf toen de haren liet groeien. Als je, als een terzijde, nu door de stad fietst, dan zie je dat de kappers daar niks onder hebben geleden…

Plectrum Boys

Tilburg kreeg eigen rock ’n roll-groepen. We noemen er een paar: The All Stars, The Hap Cats, The Dynamite Rockers en The Plectrum Boys. Een plectrum is een plat stukje plastic of ander materiaal dat je tussen duim en wijsvinger houdt om de snaren van een gitaar aan te slaan. Deze kennis deden de langharigen toen op. Noteer trouwens als een terzijde dat de meeste van die eerste Tilburgse ròkbèntjes Engelse namen hadden. In Tilburg, dat sterk Franstalig was georiënteerd en dat absoluut kenmerkend was voor de stad, was dat een cultureel revolutietje ‘op z’n eigen’.

Om te wennen aan al die nieuwe muziek werden er wel bepaalde muzikale restricties opgelegd. Ze kregen alleen toestemming om op te treden in de Looiersbeurs en een andere place to be Scala als ze ook tango’s en walsen te gehore brachten. Die dansstijlen werden toen nog volop geleerd in dansscholen. De standsverschillen bepaalde naar welke dansschool een Tilburgse jongere ging. Bij Van Kruijsselberge kwam de gegoede stand. Die wilde nog niet dood gevonden worden bij Van Opstal, waar de arbeidersjeugd zich vermaakte. Dansschool Van Gils zat daar dan weer tussenin.

Melody Mixers

In de tijd dat Cees Robben deze Prent publiceerde, telde Tilburg al veertien beatgroepen, toen veelal nog orkesten genoemd. Interessant hoe deze nieuwe beatcultuur zijn eigen weg zocht, was de oprichting van jeugdsozen. Daar gingen bandjes toe over als ze in de gevestigde dancings niet mochten spelen. The Melody Mixers bijvoorbeeld waren verbonden aan soos ‘Place de l ‘Étoile’, Nieuwerwets Engelstalig en traditioneel Franstalig in één.

En wat werd daar het liefst gedanst? De La Bamba, de kusjesdans. De politie liet weten dat, als er drie keer op een avond ‘gelabambad’ werd, dat dat meer dan genoeg was. We schreven al: Tilburg was een brave stad, ook in The Roaring Sixties...