Ik reed op de Baroniebaan. Daar mag je 70 kilometer per uur rijden. Dat deed ik dan ook, maar voor mij reed iemand 50 kilometer per uur. Dat vond ik vervelend, want ik had haast, dus het kan zijn dat ik iets te dicht op hem zat. Dat was niet netjes van mij, maar wat schetste mijn verbazing? Ik kreeg de vinger. Niet zomaar een vinger, maar een mechanische middelvinger. Hij verscheen als een duveltje uit de hoedenplank.
Wat volgde was een rollercoaster aan emoties. Eerst was er verbazing. Zag ik dat nou goed? Was dat een middelvinger? Uit de hoedenplank? Daarna volgde er woede. Wie rijdt hier nou te langzaam? Jij of ik? Hoe durf je een middelvinger naar mij op te steken? En dan ook nog eens een mechanische? Maar naast woede voelde ik ook schaamte. Ik hoef natuurlijk niet te douwen, toch? Je mag hier 70 rijden, maar moet dat dan ook?
Natuurlijk nam ik veilig afstand, maar was nieuwsgierig met wat voor iemand ik hier van doen had. In de achteruitkijkspiegels zag ik een kalende, witte man van middelbare leeftijd met een bril. Ik begon me af te vragen wat hem ertoe had gedreven een mechanische middelvinger in zijn hoedenplank te monteren. Zou hij vaak last hebben van bumperklevers? Waarschijnlijk wel, maar misschien is dat wel zijn eigen schuld. Als je overal te langzaam rijdt dan zul je ook vaker last hebben van mensen die te dicht op je gaan zitten. Of zou hij het expres doen? Expres te langzaam rijden en dan hopen op een bumperklever zodat hij op het knopje van zijn mechanische middelvinger kan drukken. En had hij hem zelf gemaakt of kun je die vingers ergens kopen?
Al die vragen raasden door mijn hoofd en toen deed hij het - hij ging appen op zijn telefoon. Terwijl hij reed. Dat is ook levensgevaarlijk, dus restte mij maar één ding: toeteren en mijn middelvinger opsteken. Hij wist niet hoe snel hij zijn telefoon uit moest zetten. Toen ik hem voorbij reed keek ik naar hem, maar hij bleef stoïcijns voor zich uit staren. Ik was benieuwd welke emoties er door hem heen gingen...