De voorband van mijn fiets was lek. Die wilde ik plakken, maar toen zag ik dat het profiel van mijn buitenband zo ver versleten was dat ik de binnenband bijna kon aanraken. Aangezien mijn achterband ook vrij kaal was, leek het mij een goed idee om mijn fiets naar de fietsenmaker te brengen. Een voorband verwisselen lukt mij namelijk nog wel, maar een achterband er afhalen wordt mij iets te technisch.
Op aanraden van mijn vrouw ging ik voor dit klusje niet naar mijn vertrouwde fietsenmaker. Zij had namelijk een fietsenmaker gevonden die fietsen niet als fietsen behandelt, maar als patiënten. Toen zij haar fiets had weggebracht voor een nieuwe ketting had hij het ding eens goed bekeken en hoofdschuddend verklaard: ‘Ik vind het moeilijk om te zeggen, maar ik vrees dat we niet veel meer voor hem kunnen doen.’ Met pijn in zijn hart had hij de patiënt eigenlijk al opgegeven, al wilde hij dat niet. Op aandringen van mijn vrouw heeft hij toch geopereerd en wonder boven wonder kwam haar fiets er goed uit.
Dit klonk als een man met liefde voor zijn vak, dus besloot ik naar hem toe te gaan. Toen ik hem mijn fiets liet zien, keek hij niet blij. Ik denk zelfs dat ik tranen zag opwellen. ‘Maar deze fiets is helemaal doorgeroest…’ zei hij zacht met een lichte trilling in zijn stem. ‘Ja, ik heb hem ook al best een tijdje,’ zei ik.
In 2013 won ik met mijn Postcode Loterij-lot zo’n groen-oranje fiets. Ik was er extra blij mee, omdat ik twee weken later verhuisde naar een nieuwe postcode. Minder blij was destijds de fietsenbranche. Fietshandelaren liepen door de vrijgevigheid van de Postcode Loterij geld mis, omdat ze minder fietsen verkochten. Het zou kunnen dat dit het was wat de fietsenmaker droevig stemde, maar ik had toch meer het idee dat hij vond dat ik mijn fiets niet goed behandelde. Dat deed hem pijn. Ik liet mijn fiets bij hem achter en liep de zaak uit. Achter me hoorde ik hem nog zeggen: ‘We gaan ons best doen hem hier zo goed mogelijk doorheen te slepen.’