Ik vind een film meer dan een film als je meteen ziet wie de film gemaakt heeft. De eerste aan wie ik dan denk, is Wes Anderson (The Grand Budapest Hotel, The Royal Tenenbaums). Vaak heb je aan één scene uit zijn film genoeg om te zien dat het van hem is. Het zit ‘m daarbij vooral in de symmetrie en de kleuren, en dat vind ik kunst. Een andere filmmaker die dit wat mij betreft voor elkaar krijgt is Tarsem Singh (the Fall, The Cell). Ook bij hem zijn de kleuren en de beelden zo eigen dat hij wat mij betreft zijn films naar het niveau van kunst tilt.

Ik heb het nu over kleuren en de framing (duur woord voor het inlijsten van een camerashot), maar er zijn meer aspecten die – mits juist toegepast – een film buitengewoon goed kunnen maken, zoals: de keuze voor locatie; cameratechnieken; kostuums; decorontwerp; special effects; thema’s; et cetera et cetera. Regisseurs die al deze technieken beheersen zijn de ware kunstenaars en dan denk ik onder vele anderen aan Stanley Kubrick (2001: A Space Odyssey), Guillermo del Toro (El laberinto del fauno), Alfred Hitchcock (Vertigo), Sofia Coppola (Lost in Translation) en Steven Spielberg (Jaws).

Toch is er voor mij één regisseur die, naast de beheersing van al deze basistechnieken, nog iets extra’s op zijn palet had. Ik heb het over David Lynch. De maker van Mulholland Drive, Lost Highway en Blue Velvet creëerde films zoals ik ze nooit eerder zag. Zijn films – maar ook zijn serie Twin Peaks – zijn niet alleen visuele traktaties, maar ook achtbanen van emoties, die gaan van diepe melancholie tot hysterische blijheid, dit alles verpakt in een fijn pakketje surrealisme. Vooral dat laatste komt altijd terug in zijn werk. Bij alles wat hij heeft gemaakt krijg je het idee dat er een diepere betekenis is, maar of die er ook daadwerkelijk is, dat liet hij zelf altijd in het midden. Hij gaf nooit een verklaring voor zijn creaties.

David Lynch stierf op 15 januari, en met hem verdween een kunstenaar die ons in raadsels achterlaat.