Ik treed vaak op in Limburg en regelmatig mag ik opdraven in Sittard, de geboorteplaats van mijn held Toon Hermans. Afgelopen zondag moest ik optreden in Café Schtad Zitterd. Een schitterende kroeg, waar Toon zelf ooit heeft opgetreden in de jaren ’40-’50. Toon zat destijds in toneelclubjes, cabaretgroepjes, zong liedjes, speelde solo. En ik voel me dan altijd heel vereerd als ik daar mag spelen, 60- 70 jaar later. Er hangen daar foto’s en affiches van Toon aan de muur. De nostalgie druipt er vanaf. Ik kleed me om in de ruimte waar Toon dat ook deed. En niet veel later sta ik daar zelf op te treden, op hetzelfde podium waar mijn vedette ooit stond. En ik voel dan de aanwezigheid van Toon. Hij gaat in je lijf zitten.

Toon Hermans is van jongs af aan mijn inspirator geweest. Ik heb Toon mijn leven lang gesnoven, geëerd, beleefd, geleefd en geïmiteerd. Hoewel ik me van dat laatste niet bewust ben. Als je het gedachteloos doet en het publiek ontdekt en waardeert dat, dan is dat een groot compliment.

Als ik Sittard ben bezoek ik steevast zijn graf. Inmiddels weet ik dat blindelings te vinden. Maar de allereerste keer, in januari 2007 heb ik me suf gezocht. Toen ik de immens grote Algemene begraafplaats van Sittard betrad, had ik geen idee waar Toon zou kunnen liggen. Ik zocht naar een grote gedenkzuil, want het kon niet anders dan dat Toon onder zoiets begraven zou liggen. Maar er stonden teveel van dit soort opvallende monumentgraven.

Net op het momnet dat ik besloten had om het kerkhof te verlaten, zag ik in de verte een oud mannetje aan komen schuifelen. Ik vroeg hem waar ik Toon Hermans kon vinden. Hij zei niks, wenkte met zijn hoofd en sjokte met zijn wandelstok voor me uit, helemaal naar de achterkant van de begraafplaats. Vijf minuten later waren we er. ‘Daar is het’, zei de oude man en hij wees met zijn wandelstok. Ik trof een eenvoudig graf tussen de gewone mensen. Geen Graceland zoals voor Elvis Presley, geen Neverland, zoals voor Michael Jackson, geen Toverland, waar Hans Klok waarschijnlijk ooit begraven zal worden. Geen geheime begraafplaats, en ook geen torenhoog standbeeld, maar een sobere steen.

De oude man liet mij alleen achter en ik bleef een uur lang bij mijn idool van weleer. Toon en ik, samen. Ik schoof wat takjes en blaadjes van het graf en het enige wat ik hoorde was het geluid van vogeltjes. Vogeltjes uiteraard, waar hij zo vaak over geschreven had en gedichtjes gemaakt. In gedachten beleefde ik tal van hoogtepunten van Toon, die me altijd zijn bijgebleven: de gehaktbal, de appelmoes, Snieklaas, de stoel van mijn zuster, Mediterrane, café biljart en de onverstaanbare verenigingsvoorzitter. En ik hoorde gelach, ik hoorde applaus.

En bij die man was ik nu. Ik was heel dichtbij hem. Ik voelde Toon Hermans. Ook al kon dat eigenlijk niet. Voor mij is Toon nog lang niet dood. Hij leeft voort in mij, en ik in hem.