Ik was vroeger niet zo’n prater. Nu nog niet overigens. En dat klinkt raar als je weet dat mijn vak voornamelijk bestaat uit spreken voor publiek. Mijn stem is mijn enige instrument. Als kind zijnde ging bij mij de neiging naar een sociaal isolement gepaard met het geheime verlangen om voor altijd in het middelpunt van de belangstelling te staan. Ik miste de natuurlijke behoefte aan gezelschap. Ik was heel erg op mezelf. Had een levendig innerlijk leven. Ik voelde me altijd aangetrokken tot iets anders dan waar het op dat moment over ging.

Ik wist het omgevingsgeluid uit te schakelen en me bijvoorbeeld te focussen op de verplaatsing van de schaduw tijdens het speelkwartier. Maar aan de schijnbaar stille krochten en spelonken van mijn woelige en spokende brein, ontsproten larie en lyriek in ongerijmde poëzie en grote onzin. Nog niet wetend dat ze later een weg zouden vinden naar het podium van de schijn. Mijn podium.

Ik had thuis al wel eens gemompeld dat ik best wel eens een keer in de ton wilde optreden. Daar werd aan de keukentafel hartelijk om gelachen natuurlijk. ‘Praat eerst maar eens tegen ons’ moeten ze hebben gedacht. In januari 1985 moesten mijn ouders via de krant vernemen dat ik mee ging doen aan de plaatselijke sauwelavonden en mijn vader zei geschrokken tegen mijn moeder: ‘Hai gaogut echt doen!’ Ik was 17 jaar en nam de beslissing om voortaan voor de rest van mijn leven te communiceren vanaf de bühne.

Die bevlieging leek eenmalig, maar na een stilte van 7 jaar stond ik op Valentijnsdag 1992 ineens weer in de ton in Raamsdonksveer. Ik had in die tussenjaren stiekem een eigenaardige stijl ontwikkeld, waarvan ik dacht dat ik daarmee uniek kon zijn en misschien ook wel succesvol. Ik won en ontving uit handen van de burgemeester de overwinningstrofee. Het bleek later de opstap naar een hele mooie carrière in de ton. Ik breidde mijn territorium langzaam uit en in 1993 kopte de plaatselijke krant: ‘Andy Marcelissen naar Waspik’. Dat was in die tijd heel bijzonder nieuws. Ik ging tonpraten buiten Raamsdonksveer, 6 kilometer verderop!

Nu, precies 33 jaar later, zijn mijn tonpraatgrenzen verlegd en mijn leefgebied in het hoogseizoen bevindt zich tussen Bergen op Zoom, Enschede en Maastricht. In evenzovele jaren heb ik me op een zeer acceptabel niveau bezig gehouden in meer dan 600 dorpen, plaatsen en steden. Overal waar een ton stond. Van memorabele optredens in de grote carnavalsbolwerken van de drie grote Vastenavondprovincies tot gedenkwaardige buutavonden in intieme, rokerige kroegjes van de allerkleinste gehuchtjes.

Overal klonk de buuttemars. Dat is altijd mijn muziek geweest. Tussen de dansmariekes in naar het schavot. Mijn parade. Altijd met één gedachte, één doel, één verbond… Onvoorwaardelijk broederschap met mijn publiek. Vermaak en leedvermaak met de eenvoudigste middelen. Het inhaleren van geluk en de lachsalvo’s die mijn ziel besprenkelen. Na 33 jaar kan ik nog steeds niet zonder. Ik besef meer dan ooit hoe mooi het is om een echte tonprater te zijn.