Vlak voor onze jaartelling vestigden de Romeinen hun gezag in Nederland. Hiermee begint een periode waarover zowel archeologische als geschreven bronnen voorhanden zijn. Diverse vondsten, ook in onze regio, herinneren aan hun aanwezigheid.
In 57 v. Chr. trokken Romeinse legers het gebied binnen dat nu Noord-Brabant heet. De mensen die toen in Brabant woonden, maakten waarschijnlijk deel uit van het volk van de Eburonen. Brabant was in die tijd een onherbergzaam gebied met moerassen en dichte bossen.
De Romeinse periode heeft duidelijke overblijfselen achtergelaten in het huidige Noord-Brabant. Denk bijvoorbeeld aan de grafheuvel bij de Romeinse villa van Hoogeloon, de monumentale overblijfselen van de tempels van Empel en Kessel en van de brug bij Cuijk of de altaarstenen die verspreid door de provincie gevonden zijn. Daarnaast haalden ook de spectaculaire vondsten in Esch de pers.
In de loop van de derde eeuw begon het Romeins gezag in Brabant te wankelen. Interne machtsstrijd destabiliseerde het hele Rijk en binnenvallende groepen profiteerden hiervan om de grenzen over te steken. Af en aan konden Romeinse keizers hun gezag over het huidige Brabant herstellen, maar in 401 trok de Romeinse generaal Stilicho alle reguliere Romeinse troepen terug uit de noordwestelijke provincies. In 476 kwam er definitief een einde aan het West-Romeinse keizerschap.Het graf van de rijke dame in Esch
Als we kijken naar de rijke historie van Esch, deel van het werkgebied van de Kleine Meijerij, dan is Esch uniek te noemen in de Brabantse geschiedenis. Rond het begin van onze jaartelling was er al bewoning in Esch. Kort daarna zijn de Romeinen zich in dit gebied gaan vestigen. In Esch maar ook in de omgeving van Halder. Zij hadden ‘goede’ banden met de plaatselijke bevolking. In de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw zijn er een aantal archeologische opgravingen en belangrijke vondsten geweest in Esch. Hierdoor werd Esch in een keer wereldnieuws. Dat had dus allemaal te maken met de vroege bewoning van dit gebied en de Romeinen.
Op twee plaatsen in Esch (Kollenberg en Hoogkeiteren) zijn in totaal zeven graven gevonden met een uitzonderlijke rijkdom aan grafgiften zoals sieraden, een parfumflesje, een Bacchusbeeldje en glaswerk. Je kunt er meer over lezen in het boek ’Met oog voor het verleden: Cultuurhistorie van het beekdal van de Essche Stroom’. Het eerste (tumulus)graf werd in 175 na Chr. aangelegd, het jongste graf dateert van circa 250 na Chr..
De twee grafvelden, van elkaar gescheiden door de Essche Stroom, waren gelegen aan dezelfde weg aan beide zijden van de brug die hier volgens archeoloog Jan Roymans over de beek heeft gelegen.
De Essche graven hebben volgens historisch onderzoeker Van den Hurk zonder twijfel toebehoord aan enkele generaties van bezitters van een of meerdere grote landbouwbedrijven (villae) in de nabijheid van de grafvelden. De villa van Esch is echter nooit teruggevonden.Vermoed wordt dat het terrein Zwanenburg bij Esch een voormalig villaterrein zou kunnen zijn.Romeins in Oisterwijk en omstreken
Langs de Voorste Stroom tussen Oisterwijk en Heukelom zijn Romeinse vondsten (steengoed) gedaan die op bewoning wijzen. In of nabij het Rietven tussen Oisterwijk en Moergestel zijn Romeinse munten gevonden, mogelijk een offer. Het waren munten met de beeltenis van Septimus Severus, Gordianus en Trebonianus Gallus. Dat waren Romeinse keizers uit de periode 193-253 na Christus. Tijdens opgravingen op de Molenakkers in Moergestel zijn scherven van Romeinse dakpannen gevonden. Ook in Berkel-Enschot en Udenhout zijn sporen van Romeinse aanwezigheid aangetroffen.
Romeinen in het Groene Woud
Op deze plek belichten we alvast de grote lijnen van de bewoningsgeschiedenis en de politiek-bestuurlijke indeling van het gebied waartoe het huidige Groene Woud inde Romeinse tijd behoorde. Van de periode voordat de Romeinse legertroepen ons land binnentrokken weten we vooral iets meer dankzij Caesar en zijn boek ‘De Bello Gallico’. Hij beschrijft hoe het noorden van Gallië werd bewoond door aan Germanen verwante stammen, bekend onder de overkoepelende naam van ‘Belgae’. Hij noemt de stam van de Eburonen die hun territorium hadden van de Ardennen tot in oostelijk Noord-Brabant tot aan en zelfs over de Maas. Een andere stam, de Menapii, zou meer in het zuidwesten gevestigd zijn geweest: in Zeeland en het westen van Noord-Brabant.
Lokale bewoning in de Romeinse tijd: Eburones, Bataven en Texuandri
Bovengenoemde Eburonen, de eerste bewoners van Het Groene Woud die we bij naam kennen, zouden in 54 voor Christus na een mislukte opstand tegen Caesar zijn verjaagd uit hun woongebied – een ontwikkeling die overigens niet archeologisch is aan te tonen. In de 1ste eeuw na Christus arriveerden de Bataven in deze regio, een subgroep van de Chatten, die zich in de Betuwe hadden gevestigd.
Alhoewel de grenzen van de verschillende civitates en stamgebieden ons niet tot in detail zijn overgeleverd, kunnen we met zekerheid stellen dat behalve de Betuwe ook het noordoostelijke deel van Noord-Brabant behoorde tot het Bataafse gebied. De hoofdstad van de civitas van de Bataven was de speciaal daartoe gestichte stad Ulpia Noviomagus, het huidige Nijmegen. Meer naar het zuiden lag het woongebied van de Texuandri, die tot de Tungri werden gerekend. Zij worden beschouwd als afstammelingen van de Eburones - de huidige Vlaamse stad Tongeren was hun civitas-hoofdstad. De verderop in dit artikel besproken nederzetting van Hoogeloon lag in het stamgebied van de Texuandri, de civitas van de Tungri.Romanisering
De impact die het Romeinse leger en de Romeinse cultuur hadden op de sociale en culturele ontwikkeling van de inheemse bevolking moet groot zijn geweest. Na de Bataafse Opstand in 69/70 na Chr. werden de tribale inheemse elites door de Romeinse overheerser steeds sterker betrokken bij de bestuurlijke organisatie. Via deze elite konden de Romeinen immers een stevige grip op de lokale bevolking houden. De rol van deze bevolkingsgroep in het proces van romanisering en de toename van de welvaart is in het verleden door verschillende archeologen al uitgebreid geanalyseerd en in wetenschappelijke publicaties beschreven.
Einde Romeinse bewoning
De Romeinse periode heeft – in onze regionen – in zijn totaliteit nauwelijks tweehonderd jaar geduurd. Na twee eeuwen van groei en bloei, waarin de bewoningsdichtheid sterk was toegenomen, liep die tegen het einde van de 2de eeuw na Chr. en in de loop van de 3de eeuw weer even sterk terug. De één na de andere nederzetting werd verlaten, nieuwe bewoning kwam er nauwelijks voor terug. Deze ontwikkeling vond plaats tussen 200 en 270 en omstreeks 270 moet het Brabantse platteland zeer dun bevolkt zijn geweest. De Vughtse muntschat dateertuit deze periode.
Er zijn verscheidene oorzaken voor die leegloop aan te geven. Allereerst werden in de jaren 260-270 de Romeinse castella (romeinse forten) aan de limes (grenzen) opgeheven - de legertroepen trokken het land uit. Ook de Romeinse stad Ulpia Noviomagus (Nijmegen) werd geheel verlaten. Dit moet een enorme (economische) impact hebben gehad op het achterland, een crisissituatie die de inheemse bevolking heeft doen besluiten weg te trekken uit deze streken. Verder worden altijd Germaanse invallen, uitputting van de landbouwgronden en mogelijke pest-epidemieën of veeziekten genoemd als mogelijke oorzaak voor de ontvolking van onze streken. Hoe het ook zij, het land bleef ruim een eeuw vrijwel leeg en onbewoond. Een kleine eeuw later – zo vertellen ons de historische bronnen - vestigden de Franken zich ten zuiden van de Rijngrens, maar pas onder keizer Valentianus (364-375) zouden de castella aan de limes weer worden hersteld. En pas omstreeks 390 verschenen hier en daar op de zandgronden weer nederzettingen. In Het Groene Woud kennen we één voorbeeld: het recent onderzochte Goirle-Huzarenwei, een nederzetting uit de tweede helft van de 4de eeuw, die tot 450 is bewoond geweest. Deze weliswaar tijdelijke maar tamelijk dramatische leegloop van het Brabantse land is om verschillende redenen interessant. Het geeft het tijdstip aan waarop het ontboste landschap geleidelijk weer de kans kreeg om langzaam over te gaan tot regeneratie. En het geeft ook aan hoe abrupt er weer een einde kwam aan die (veronderstelde) welvaart in het gebied. In de loop van de tijd moeten de lokale bevolking en het Romeinse leger zo’n sterke onderlinge afhankelijkheidsrelatie hebben ontwikkeld dat met het wegtrekken van de Romeinen er voor de inheemse bevolking evenmin reden was om nog te blijven.
De Romeinen brachten vooruitgang
De invloed van de Romeinen is voor de eerste bewoners van ons land van grote betekenis geweest. Niet alleen brachten de Romeinen de beschaving in de door hen bezette gebieden, ook de aanleg van betere wegen en watergangen werden door hen ter hand genomen. De akkerbouw werd sterk bevorderd en de verzorging van vee, woningbouw en dijkaanleg op hoger peil gebracht. De voornaamste vestigingsplaats van de Romeinen was wel het ”eiland der Bataven”, het gebied gelegen tussen de Waal en de Oude Rijn. In deze streek zijn meerdere malen vondsten gedaan die op de invloed van de Romeinen wezen. De Romeinen waren ook bruggenbouwers bij uitstek.
Hernieuwde aandacht voor het Romeins verleden van Esch
Op 20 april j.l. heeft Heemkundekring De Kleine Meijerij samen met Museum Boxtel (MUBO in Esch een ‘Romeinse dag’ georganiseerd. Darain stonde de Romeinse geschiedenis van Esch centraal: lezing over de vondsten, een lunch met Romeinse gerechten en een wandeling gemaakt langs de opgravingen. Ook is een kunstproject gestart om de Romeinse periode te verbeelden. Langs een nieuwe brug over deEssche Stoom komen panelen met herinneringen aan de Romeinse vondsten in Esch.
Heemkundekring De Kleine Meijerij heeft als werkgebied Berkel-Enschot, Biezenmortel, Esch, Haaren, Helvoirt, Heukelom, Moergestel, Oisterwijk en Udenhout.
De Kring is in 1947 in Helvoirt opgericht en heeft in Haaren in het voormalige gemeentehuis haar Heemcentrum. www.dekleinemeijerij.nl