’Kun je nog zingen, zing dan mee’ is de titel van het bekende Nederlandstalig liedboek dat in 1906 werd uitgegeven en samengesteld was door de onderwijzers Jan Veldkamp en Klaas de Boer. De bundel bevat eigentijdse liedjes uit de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw geschreven door Nederlandse dichters en componisten. Het was bestemd voor het bevorderen van de actieve zangbeoefening en bedoeld voor een ieder in de leeftijd van 8 tot 80 jaar, voor school, thuis en voor zangkoren.
Bekende en populaire liedjes waren onder meer: ’De paden op, de lanen in’, ’In een blauw geruite kiel’, ’Heb je van de Zilveren vloot wel gehoord’, ’In ’t groene dal, in ’t stille dal’, ’Klein vogelijn op groenen tak’ en ‘In naam van Oranje, doe open de poort’.
De liedbundel bleef de gehele twintigste eeuw onafgebroken in druk (41e druk in 1986). In datzelfde jaar verscheen de jubileumuitgave Lang leve Kun je nog zingen, zing dan mee!, de mooiste liedjes uit tachtig jaar, die tot en met 2012, verkrijgbaar was. In 1967 waren er ongeveer 600.000 exemplaren verkocht en over de gehele looptijd liep dit op richting de miljoen verkochte bundels. Kun je nog zingen is daarmee het meest succesvolle liedboek van de twintigste eeuw.
Bevordering van de zangcultuur
Bij de eerste druk schreven de samenstellers in het ’Voorbericht’: ”Zingt de liederen met Vader en Moeder, met broertjes en zusjes; zingt ze met de kameraadjes; zingt ze in huis; zingt ze in ’t vrije veld; blijft ze zingen, zolang je leeft; maar vooral... zing ze mooi!” Hoewel de ondertitel van de liedbundel verwijst naar ”schoolliederen”, waren de liedjes nadrukkelijk ook bedoeld om thuis (rond de piano) en in de buitenlucht te zingen. In 1909 verscheen er een speciale uitgave met een vierstemmige zetting, met een oproep aan zangverenigingen om die liederen te gaan uitvoeren, om ’den volkszang te bevorderen’. Het samen zingen zou de gezelligheid en saamhorigheid bevorderen en tot aangename ervaringen en herinneringen leiden.
Nederlands Volkslied
De bundel van Veldkamp en de Boer bevatte veel cultuurliedjes vanuit de idealen van de Verlichting (rond deugden, beschaving, burgerlijkheid, educatie, waarden en normen). In de negentiende eeuw was er echter vanuit de Romantiek ook veel belangstelling gekomen voor een heel ander soort liedjes namelijk: volksliedjes. Liedjes die al leefden in de volksmond, eenvoudig te zingen waren en veelal over alledaagse onderwerpen gingen. In de jaren 1920-1930 werden Piet Tiggers en Jop Pollmann pleitbezorgers van het zingen van volksliedjes. In 1941 gaven zij de liedbundel ‘Nederlands volkslied’ uit, die een doorslaand succes werd. Deze bundel bevat volksliedjes uit de Middeleeuwen en de eeuwen daarna.
Het uitgangspunt van Pollmann en Tiggers was, dat het lied de kern zou moeten zijn van muzikale vorming en dat oude, eenstemmige volksliedjes uit de orale traditie het meest geschikt waren voor goed zangonderwijs. Bovendien hechtten zij waarde aan volksliedjes als cultureel erfgoed en aan de verbindende kracht van samenzang. De liedjes in Kun je nog zingen vonden zij inhoudelijk veel te burgerlijk en de melodieën te ingewikkeld.
De bundel Nederlands volkslied’ werd in de jaren 1940-1970 veel gebruikt in het onderwijs, op kweekscholen en in de Nederlandse jeugdbeweging (in zowel socialistische als katholieke jongerenorganisaties).
De luistercultuur
In de tweede helft van de twintigste eeuw nam de traditie van de actieve zangbeoefening met liedboeken steeds meer af. De zangcultuur verschoof naar een luistercultuur. Door de opkomst van geluidsdragers als de draagbare radio, lp en cd, walkman/discman/smartphone, muziekkanalen op tv en geluidsinstallaties in de auto, verdween de noodzaak van het zelf zingen tijdens een wandeling, op de steiger, tijdens de afwas of gedurende een lange autorit.
Ook raakten Engelstalige popliedjes in zwang boven het zingen in het Nederlands, of dat nou volksliedjes of cultuurliedjes waren. Bovendien ging vanaf de jaren ‘70 en ‘80 op een deel van de lagere scholen het zangonderwijs steeds vaker op in muziekonderwijs of algemeen kunst- of cultuuronderwijs.
Herleving van het zingen
Zingen en ook gemeenschappelijk zingen is van alle tijden. Zingen inspireert, verbindt en laat je deel zijn van een groep met een duidelijke identiteit. De laatste decennia zie je steeds meer mensen die zingen in een koor als hobby hebben. Nederland telde in 2020 maar liefst zo’n 1 miljoen koorzangers. Bestaande koren kregen meer aanwas en er ontstonden ook nieuwe zanggroepen. De uitdaging is om alle stemmen tot een mooi homogeen geluid te laten samensmelten.
Historie koorzang
Koorzang heeft zijn oorsprong in religieuze bijeenkomsten. Al in het oude Griekenland waren er groepen zangers of dansers die tijdens religieuze feesten en toneelstukken optraden. In de christelijke liturgie kreeg koorzang vanaf de Vroege Middeleeuwen een plaats; eerst eenstemmig en later ook meerstemmig. Aan diverse kathedralen waren speciale koorscholen verbonden. Koorzang luisterde de eredienst op. Omdat westerse koormuziek van oorsprong in de kerk begon is het grootste gedeelte van de koormuziek religieus georiënteerd.
In de loop van de negentiende eeuw kwamen de burgerlijke koren op. Dat betekende een stimulans voor het componeren van wereldlijke koorwerken, die vaak een gedicht of volkslied als basis hebben in plaats van een religieuze tekst. Naast kerkelijk gebonden koren kwamen er ook koren die niet kerkelijk gebonden waren, maar meer ideologisch geörienteerd qua repertoire of die zich op speciale groepen richtten ter verheffing van de leden en versterking van het wij-gevoel en de identiteit van een bepaalde groep. Samen zingen als uitdrukking van groepsidentiteit.
Koorzang in Oisterwijk begon in de kerken
Net als in allerlei andere plaatsen kreeg de koorzang ook in Oisterwijk voet aan de grond. Iedere kerk beschikte over een eigen koor ter opluistering van de kerkelijke vieringen. Dat was vaak een gemengd koor, maar soms ook een mannenkoor dat eenstemmige Latijnse kerkmuziek (Gregoriaans) zong. Met name de Rooms-Katholieke kerken kennen vaak een rouw- en trouwkoor, dat alleen bij huwelijken en uitvaarten zingt.
Zangverenigingen
Naast de kerkkoren ontstonden in Oisterwijk eind negentiende en begin twintigste eeuw de eerste ‘wereldlijke’ zangverenigingen. De Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant van 23 oktober 1879 maakt melding van de oprichting van een koor in Oisterwijk. In 1906 wordt een mannenkoor met de naam Oisterwijksche Zangvereeniging‘ opgericht, vanaf 1910 bekend onder de naam ‘Zangvereeniging Koningin Emma’. In 1924 werd de ‘Oisterwijksche Liedertafel Zang en Vriendschap’ opgericht. Het was een neutrale vereniging met vooral leden uit de arbeidersklasse: leerlooiers, schoenmakers en sigarenmakers. De werkende klasse had door de verkorting van de werkdag van 10 naar 8,5 uur meer tijd vrij te besteden. Daarnaast was er een toenemende behoefte om actief deel te nemen aan het lokale culturele en sociale leven. Gezelligheid speelt natuurlijk een grote rol, maar ook het zingen of spelen zelf. Het gezamenlijk zingen of muziek maken bracht de onderlinge kameraadschap tot uitdrukking, maar diende ook om een groepsidentiteit aan anderen in de lokale gemeenschap te presenteren. Door een bepaald repertoire te kiezen dat die onderlinge vriendschap uitdrukt, en dat voor een breed publiek uit te voeren, wordt die groepsidentiteit bevestigd.
Ook de in 1912 opgerichte Katholieke Kunstkring Oisterwijk Omhoog kende een koor. Deze Kunstkring was door kapelaan Anton Huijbers in het leven geroepen om tegenwicht te bieden aan de opkomende algemene, neutrale verenigingen. De mannenzangverenigingen De Merel (1926) en De Vriendenkring (1931) kenden geen lang bestaan.
Zangverenigingen namen actief deel aan allerlei concoursen. Een deskundige jury beoordeelde dan de kwaliteiten van de diverse koren. Zang en Vriendschap was daar niet onverdienstelijk in en werd bij het behalen van een eerste prijs soms bij het station ingehaald met een muzikale hulde door Asterius.
Ook de kiosk op de Lind werd gebruikt voor het geven van openbare optredens.
In 1931 werden er voor het eerst vrouwen lid van Zang en Vriendschap. Niet iedere man wilde graag in een gemengd koor zingen en dat leidde in 1932 tot de oprichting van het mannenkoor De Vriendschap.
In 1949 werd het predicaat RK toegevoegd aan Zang en Vriendschap en kreeg ze de officiële naam ‘Oisterwijksche Roomsch-Katholieke Zangvereeniging Zang en Vriendschap’. In 1970 zou weer afscheid genomen worden van dit predicaat en vond ook de fusie plaats met de in 1938 opgerichte RK Zangvereniging Oisterwijk. De nieuwe naam werd Gemengde Zangvereniging Zang en Vriendschap Oisterwijk.
Op initiatief van Lies van der Eerden en dirigent Jozef van Gestel richtte Zang en Vriendschap in 1956 het meisjeskoor De Lindebloesem op. Dat zou blijven bestaan tot in 1971.
Teruggang en hernieuwde bloei Oisterwijks korenlandschap
Eind jaren ’60 en begin jaren ‘70 zat het koorleven in Oisterwijk in een moeilijke periode door teruglopende ledentallen. Door vernieuwing van het repertoire en het feit dat meer mensen belangstelling kregen voor zingen als hobby kwam er gelukkig ook weer groei in het korenlandschap in Oisterwijk. Thans kent Oisterwijk naast Zang en Vriendschap nog zeker acht koren.
We noemen Zanggroep Melos die dit jaar haar 40-jarig jubileum vierde, het smartlappenkoor Jeremiade, zanggroep Circle, de Molenzangers, de a-capella vocal group Singing Pearls bestaande uit een groep energieke dames die drie- en vierstemmige nummers zingen in de Close Harmonystijl, het Oisterwijks Kamerkoor dat in 2017 25 jaar bestond. Dit koor zingt klassiek van renaissance tot hedendaags. Verder de Daylight Vocal Group met een repertoire bestaande uit pop- en rockmuziek, met arrangementen geschreven door de dirigent, Zanggroep Joy met een populair repertoire, het Balkankoor Biti Dobre dat liederen zingt uit een gebied dat zich uitstrekt van de Balkan tot voorbij de bergen van de Kaukasus.
Jubileumboek Zang en Vriendschap
Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan heeft koorlid Anne Vermeer een boek geschreven dat een mooie inkijk geeft in dit koor en het koorleven in Oisterwijk. Het heeft de titel ‘Eeuwig Zingen Honderd jaar Zang en vriendschap Oisterwijk’ en wordt officieel gepresenteerd tijdens het jubileumconcert in Tiliander op 30 juni. Daarna is het verkrijgbaar via de boekhandel of via de website van de uitgever Stichting het Kwartier van Oisterwijk waar je ook meer informatie over dit boek vindt.
Heemkundekring De Kleine Meijerij heeft als werkgebied Berkel-Enschot, Biezenmortel, Esch, Haaren, Helvoirt, Heukelom, Moergestel, Oisterwijk en Udenhout. De Kring is in 1947 in Helvoirt opgericht en heeft in Haaren in het voormalige gemeentehuis haar Heemcentrum. www.dekleinemeijerij.nl