Hij is één van de weinige Nederlands kampioenen, die geboren en getogen is in Oisterwijk. In de jaren 1968 tot en met 1971 was hij als amateur-atleet namelijk de beste bij het polsstokhoogspringen èn bij het hink-stap-springen. De 81 jaar geleden aan de Spreeuwenburgerweg opgegroeide boerenzoon is ondanks die bijzondere prestaties van destijds bij het grote publiek nooit zo heel erg bekend geworden. “Nou, bij ‘Taxandria’ kenden ze me wel hoor” zegt de nu in Berkel-Enschot woonachtige Kees de Kort. Hoog tijd dus om hem na zoveel tijd toch nog eens in de schijnwerpers van zijn geboorteplaats te zetten.

Door René de Jong

Als Kees de deur opent op een grauwe maandagochtend blijkt hij de afspraak voor het interview te zijn vergeten. Het is kenmerkend voor hem: hij vindt de publiciteit niet zo heel erg nodig. Maar goed: zijn verhaal werd nu eenmaal aangedragen en is zeker interessant.

Hij begon al op jeugdige leeftijd met atletiek zo vertelt hij, rustig aan tafel gezeten: “Ik rolde er als 14-jarige spelenderwijs in. Op onze boerderij hadden we provisorisch een hoog-spring- en een verspringbak gemaakt. Daar trainden we met de ‘R.K.J.B’., de ‘Rooms Katholieke Jonge Boeren’. Mijn oudste broer was er trainer. Ik bleek talent te hebben. Dat zit in je genen. Later werd ik lid van ‘Taxandria’, de atletiekvereniging waar de faciliteiten trouwens ook niet zo best waren. Bij de polshoog-springbak daar was er bijvoorbeeld een maximale hoogte van 3 meter, terwijl ik rond de 4 meter sprong.”

Kampioen

Hoewel de intensiteit van trainingen niet zo hoog was, behaalde Kees als 25-jarige in 1968 zijn eerste nationale titel bij het polsstokhoogspringen. Opvallend genoeg werd hij het jaar daarop Nederlands kampioen bij het hink-stap-springen. Dat kunstje herhaalde hij nog 2 jaar en hij pakte zelfs het nationale indoorrecord. Ook op de tienkamp kon hij uitstekend mee want daar behaalde hij tweemaal een zesde plaats. “Ik trainde maar 2 maal per week, anderhalf uur. Totaal 3 uurtjes per week dus. Stelt eigenlijk niks voor. Ik had er gewoon een baan bij als werktuigkundig technicus bij Philips. Tegenwoordig is dat allemaal anders. Veel atleten zijn er nu professioneel mee bezig en trainen wekelijks 25 tot 30 uur. De huidige wereldrecords zijn bij polsstokhoogspringen liefst 2 meter hoger dan dat ik sprong en bij hink-stap-springen gaat het meer dan 3 meter verder dan ik deed. Allemaal niet zo gek natuurlijk.”

Na korte uitstapjes naar ‘PSV’ in Eindhoven en ‘A.V. Sprint’ in Breda stopte hij met atletiek op 30-jarige leeftijd. “Ik had 3 kleine kinderen en mijn werk. Mijn prestaties op die leeftijd werden minder. Vandaar.” Pas vele jaren later kwam de interesse in zijn sport weer terug en werd hij secretaris van de ‘Vrienden van de Atletiek’, een vereniging van oud-atleten.

Terugkijkend is hij toch wel een beetje trots, getuige de drie dikke plakboeken met allerlei kleine en grote krantenartikeltjes en prijzen. “Ik werd niet bepaald herkend op straat in Oisterwijk toen ik kampioen werd. Atletiek was een kleine sport en er was vooral veel belangstelling voor de Olympische Spelen in Mexico in 1968. Ik was daar net niet goed genoeg voor. Samen met Corrie van den Bosch (kogelstoten en discuswerpen) was ik wel het bekendste lid van ‘Taxandria’. Toen de zeer buigzame polshoogstokken van glasfiber rond 1968 werden ingevoerd, kocht de club voor mij zo’n dure stok. Helaas brak deze na korte tijd bij een trainingssprong en er was geen geld voor een nieuwe.”

Anno 2024

Kees is nu 50 jaar weg uit Oisterwijk. Hij woonde met zijn vrouw Jeanne (81) sindsdien in Udenhout en in Berkel-Enschot. Bij ‘Taxandria’ komt hij eigenlijk nooit meer. “Volgens mij heb ik daar nog steeds diverse clubrecords, maar dat komt omdat er geen technische nummers meer worden gedaan door senioren haha.” Hij vertelt vol enthousiasme over de afgelopen Spelen met Femke Bol en Sifan Hassan, dus ja, hij houdt het nog goed bij.

Het vergeten gesprekje met een min of meer vergeten meervoudig kampioen is ten einde. Kees bergt zijn plakboeken op. Vanmiddag gaat hij met Jeanne samen bridgen in Moergestel. “Of ik een prijzenkast heb? Nee, die hangt ergens anders. Wij krijgen hier de Nieuwsklok niet, maar ik zal het artikel ongetwijfeld wel van iemand krijgen. Voor in het plakboek inderdaad.”